Zeemans woordenboek

Jacob van Lennep (1865)

Gepubliceerd op 11-07-2022

Schip

betekenis & definitie

z.n.o. - Algemeene benaming van alle groote vaartuigen, die in zee gaan. Oorlogschip.

Linieschip (die ten oorloge uitgerust zijn). Amiraalschip (dat de Amiraalvlag voert). Vlaggeschip (dat een kommandant aan boord heeft.) Schip van den eersten rang (dat 120 stukken voert.) Schip van den tweeden rang (van 100 stukken.) Schip van den derden rang (van 90 stukken.) Schip van den vierden rang (van 80 stukken.) Vrachtschip, Beurtschip, Veerschip, Stoomschip enz. Schip dat in lading ligt. Schip dat voor anker, dat op de reede ligt. Schip dat onder zeil is. Opgelegd schip. Gehavend, ontredderd schip. Gerazeerd schip (linieschip, waarvan het bovenste is afgezaagd.) Blank schip, (dat schoon gespoeld is.) Het schip Argo, Pallas. De zee maakte schoon schip (spoelde alles van het dek af.) Het gaat over schip en goed. (De schade raakt niet alleen de reeders, maar ook de eigenaars der ingeladen goederen.) Vrij schip vrij goed. Spreekwijze: Dure Schepen blijven aan wal. (Juffers, die haar waar te veel op prijs houden, komen niet aan den man).Hy reedt mede aan dat schip (hy is mede in de zaak betrokken).

Het is een diepgaand schip (hy heeft veel noodig om zijn uitgaven te dekken). Groot schip groot Water (hoe meer uitgaven men doet, hoe meer men noodig heeft).

Het schip aan de zee overgeven (iemand aan zijn lot overlaten, de handen van hem aftrekken).

Het is een schip daar men de hand aan moet houden (het is iemand, dien men niet veronachtzamen moet).

Het is tusschen Kaai en Schip gevallen (het is weggeraakt).

Het schip moet op de helling. Zie helling.

Een schip op strand, een baken in zee. Zie baken.

Daar komen zoo groote Schepen aan als er afvaren (er zal zich nog wel een gelegenheid opdoen - meestal tot vertroosting aangewend, als een huwelijk afraakt).

Oude Schepen blijven aan land (oude vrijsters vinden geen man).

Schoon schip maken (zijn maag van het overtollige ontlasten).

Klein schip, klein zeil (kleine huishouding, kleine zorgen).

Het kan beter van een schip dan van een schuit (rijken kunnen het beter missen dan behoeftigen).

Het schip dragende houden (zich in denzelfde staat houden).

Zie verder scheep, scheepsch, scheepjen, zeeschip, enz.