Zeemans woordenboek

Jacob van Lennep (1865)

Gepubliceerd op 11-07-2022

Land

betekenis & definitie

z.n.o. - Ten opzichte van den zeeman, al wat geen water is. Beneveld land (wat men niet goed onderscheiden kan).

Groot land (het vaste land met betrekking tot een Eiland, of een groot Eiland met betrekking tot een kleiner). Gesloten land (Landpunten of Eilanden, tusschen welke men niet doorheen kan zien, zoodat zy met elkander verward worden). Hakkelig land (waarvan het bovenste gedeelte zich dor en heuvelachtig voordoet). Hoog land (dat zich hoog boven de zee verheft). Verkenbaar land (dat licht te kennen valt). Vast land (dat tot het vaste land behoort). Land dat ontvalt (kust, die zich naar de regels der perspectief langzamerhand schijnt te verwijderen). Land zien, land hebben (in de nabyheid van het land zijn). Daar is land! Land vooruit! Land! Land in het gezicht! Land te loefwaarts! Land aan stuurboord! Land kraanbalksgewijze te loefwaarts! Land dwars over bakboord! enz. (uitroepen, door den uitkijk gedaan). Over land zeilen (veroud.), (zeilen, waar men naar de gissing gemeend had land te moeten vinden, ofschoon men er ver van verwijderd is). Zie boterland.Spreekwijze: Ik zie land (de bak is byna ledig, ik zie den boom).

Land voor den bak slaan (aannemen, alleen den bak ledig te eten.)

Daar sla ik land voor (dat is voor my alleen.)

Er is geen land met hem te bezeilen (er is geen middel om met hem te recht te komen).

Het zal hier op het land waaien (daar is wat kwaads naby).

Hij kan wel zien, hoe na by land (hoe het met een zaak gelegen is).

Hij durft niet van land (hy durft het niet wagen).

Ik heb het land (ik ben gemelijk - als een zeeman, die zich aan wal verveelt).

Iemand het land opjagen (iemand uit zijn humeur brengen).