Werkwoorden vervoegen
landen
Tegenwoordige tijd landen
Ik land
Jij landt
land jij?
U landt
Hij/Zij/Het landt
Wij landen
Jullie landen
Zij landen
Verleden tijd van landen
Ik landde
Jij/U landde
Hij/Zij/Het landde
Wij landden
Jullie landden
Zij landden
Voltooid deelwoord van landen
geland
Tegenwoordig deelwoord van landen
landend