z.n.m.
1. Ineengedraaide of gevlochten vezels hennep, ook getrokken ijzer of koper. Zie garen.
2. De richting, waarmede de vezelen door het hout loopen. Het hout met, tegen den draad kloven, wordt gezegd op gelijke wijze als “het vleesch met of tegen den draad snijden.”
Spreekwijze: Er loopt een draad door (het is niet richtig). - De oorsprong van deze spreekwijze wordt op de volgende wijze verklaard. Toen er in de laatste helft der achttiende eeuw oneenigheden bestonden tusschen ons Gemeenebest en Engeland, en onze vloot langer in Texel bleef liggen, dan met den toen zeer oorlogzuchtigen geest van onze kooplieden strookte, werd ’s Lands Regeering beschuldigd, ”dat onze schepen met Engelsche Touwen aan den wal vast lagen,” met andere woorden, dat men zich door Engelsch geld had laten omkoopen om geen bevel tot uitzeilen te geven. Daar nu door het touwwerk der Engelsche zeemacht een blaauwe draad tot onderscheidingsteeken loopt, drukten de misnoegden hun kwaad vermoeden uit door deze beeldspraak: “de schepen kunnen niet weg: zy liggen vast aan de kaai, en er loopt een draad door het Touw .”