Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 15-09-2021

zuster

betekenis & definitie

(1980) (feministen) feministe.

• Maar al was dat zo, Marja zag haar, de toekomstige gouvernante, toch niet als tegenstandster. Als vrouw was ze immers een zuster, zoals dat in feministische kringen heette. (Adriaan van der Veen: Niet meer bang zijn. 1980)
• Kritiekloos bestempelen deze zusters elkaars oogkleppen als lichtende bakens in de nacht. (Gerrit Komrij: Dit helse moeras. 1983)
• Wat blijkt: feministische vrouwen hebben in doorsnee meer plezier in seks en blijken er meer van te maken dan hun minder geëmancipeerde zusters. (Opzij, september 1988)
• (Hanneke Kunst en Xandra Schutte: Lesbiaans, Lexicon van de Lesbotaal. 1991)