Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 15-08-2021

winkel

betekenis & definitie

1) (17e eeuw) (Barg.) hoerenkast, bordeel. Syn.: académie* d'amour; bazaar*; cabaret*; club*; danshuis*; duiventil*; gesloten* huis; gondelbajes*; herrekiet*; hobbeltent*; hoerenkast*; hoerentent*; hotel*; huis* van gerief; huis* van plezier; kabberdoes*; kapelletje*; kasbak*; katerwinkel*; kespel*; kieteltuin*; kit*; klapper*; (stille) knip*; kochelhuis*; kot*; kriebelbakske*; lolhuis*; lusthuis*; maison*; mannenwinkel*; massagesalon* enz.

• (Enno Endt: Een taal van horen zeggen. Bargoens en andere ongeschreven sterke taal. 1969)
• (Enno Endt en Lieneke Frerichs: Bargoens Woordenboek. 1974)
• (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980)
• (Hans Heestermans & Ditte Simons: Mokums woordenboek. 2014)
• (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)

2) (1885) (Barg.) politiebureau. Syn.: bazaar*; binkenhok*; boutenkit*; flikkenkot*; granderekit*; Jan* Hen; kittenhuis*; klabakarium*; possie*.

• Winkel, politiebureau. (Onze Volkstaal. Deel 3. 1885. Alphabetische Woordenlijst van het Bargoensch)
• Winkel, (barg.), politiebureau. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
• Winkel: politiebureau. (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)
• (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)

3) (19e eeuw) (euf of sch.) (meestal verkleinvorm) vrouwelijk geslachtsdeel; de borsten. Kijk ook onder snoepwinkel*.

• Ze viel en liet daarbij haar winkel zien. (Staelens. 1982, geciteerd in WNT)
• (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980)
• (Hans Heestermans & Ditte Simons: Mokums woordenboek. 2014)
• (Ton den Boon: De taal der liefde. 2017)