Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 25-08-2022

stille

betekenis & definitie

1) (1885) (inf.) geheime politieagent. Vgl. Rus*.

• Zeg, 'k had 'm toch gauw in de smiezen, die stille. (Bernard Canter: Twee weken bedelaar. 1900)
• En weet u, waar ook nogal mee te verdienen is? Als iemand kan werken met twee vingers. Dat noemt het publiek zakkenrollen, en soms gebeurt het, dat er een „stille" (een geheime politieagent) voorbijkomt die hem noodzaakt „zijn werk te staken, en hem verplicht b.v. om het gouden horloge, hetwelk hij heeft „verdiend", ergens te laten zakken d.i. in het water te werpen. (De Maasbode, 10/03/1908)
• Er zijn misdadigersuitdrukkingen, voor vreemden, — „leeken" zou een min of meer tardende naam zijn,- dadelijk verstaanbaar. Ze spreken b.v. van een „stille", en bedoelen een rechercheur. Een rechercheur werkt verborgen, in het geheim. Het woord „stille" is zeer begrijpelijk en ook beeldend. Er ligt iets dreigends in zulk een woord. (Israël Querido: Mijn zwerftochten door Jordaan en donker Amsterdam. 1931)
• Iedereen moest natuurlijk “pissen” en wist dat er “stillen” op het kantoortje zaten en kwamen naar mij kijken. (Jan Cremer: Ik Jan Cremer. 1964)
• Die gozer zag in iedereen een stille. (Haring Arie: Tweede Boek, 1969)
• De rus informeerde bij Eins naar de grootte van de vangst. Haast beschaamd toonde deze hem beide zakjes. Het smoel van de stille werd op slag een stuk langer. Was dàt alles? (J..A. Deelder: Schöne Welt. 1982)
• Mochten er toevallig een paar ‘stillen’ in de buurt zijn, dan hadden die allicht gedacht aan de slinkse overdracht van drugs, diamanten of militaire geheimen. (Ben Borgart: Levend cargo. 1983)
• Op het dak van een aanpalende kantoorkolos zitten rechercheurs met verrekijkers en op de hoeken staan 'stillen' opvallend onopvallend te observeren. (Nieuwe Revu, 29/11/1996)
• Slechts af en toe kwam Roberto nog hier op Lelylaan. «Ze denken dat jullie stillen zijn», zei hij. In het begin hadden we de groep van Hamidou vanaf een bankje ongestoord kunnen observeren. (De Groene Amsterdammer, 15/06/2002)
• En overal aan die kust kunnen én asielzoekers én drugs aan land worden gezet. Dus lopen hier naast Spaanse stillen ook veel Amerikanen rond, van de Drugs Enforcement Agency. (Rinus Ferdinandusse en Tomas Ross: De mannen van de maandagochtend. 2003)
• Maar de ME, stillen en politie omsingelen ons en lopen door ons heen, dus doen we niets met die irritaties. (Yoeri Kievits: Rotterdam Hooligan. Leven met en sterven voor Feyenoord. 2012)
• Om de strijd aan te binden met de zwijntjesjagers posteerden zo nu en dan ‘stillen’ zich in de omgeving van het hoofdpostkantoor aan de Nieuwezijds Voorburgwal, in een stadsdeel waar een flink aantal banken en kantoren was gevestigd. (Pete Jordan: De fietsrepubliek. 2013)
• Naast de toegangspoort van het stadion staat een aantal agenten in burger, geleund tegen een ME-bus. ‘Stillen’, zoals wij ze ook wel noemen. Niets is herkenbaarder dan een ‘Stille’, zelfs geen agent in uniform. Simpelweg omdat ze hier niet passen. Met hun bootschoenen, fleece jassen en kort gekapte koppen. Een ‘Stille’ haal ik er met mijn ogen dicht nog uit. (Freek van Kraaikamp: Elitepauper. 2018)

2) (1924) (kaartspel) zie tweede citaat.

• Echter mag de tegenpartij, indien zij het ervan ziet komen, dat de speler met zijn maat een „stille" zullen halen, eventueel na onderling overleg, de partij, b.v. door het neerleggen van de kaarten, geven, in welk geval geen „stille" gehaald wordt. (Edward Lowe: Nieuwste spelregels en reglement van het pandoeren. 1924)
• Stille: speler die zonder aankondiging alle slagen haalt. (Rien van den Broek & Ad Kerstens: Van aaszak tot zwabber. Woordenboek van de kaartspeler. 2018)

3) (14e eeuw) (euf.) afzonderlijk staand toilet. Dit Middelnederlandse woord betekende oorspronkelijk 'geheim'. Het verkleinwoord 'stilletje' werd gebruikt voor een verplaatsbaar toilet, een kamerpo of kakstoel.

• Kaaze als 'n maan in de hemel van Sint-Margriet.... staat al vijftien jaar in 't kostelijke Amsterdam dat hier lucht als 'n stilletje.... Jaa.... pie, Jaà.... pie! (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 1. 1912)
• Maar bij veele van de Middenstand en geringere wordt de Drek, op kamers en kelders, in eene emmer in zoogenaamde stilletjes, meestal eenen geheelen week bewaard, en dan, hoewel zeer strijdig met de Keuren der stad, in de Grachten der stad geworpen. (Henri Polak: Amsterdam, die groote stad. 1936)
• Stilletje: kleine W.C. (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)
• Stille. Bestekamer. (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1950)
• De bruggen waren hier formidabeler, en sommige hadden onder hun boog een raar bouwsel, waaraan de kinderen met jonge logica snel gewenden: daar waren ‘stilletjes’; wrakke stoelachtige constructies, waarop men oude mensen en dronken kerels hun behoeften zag doen. (Olaf J. De Landell: De kroon van de porselein-boom. Deel 2. 1975)
• De plee stinkt hels. Naar zwavel en aangebrande bruine bonensoep. Een metalen stilletje met een kleverige bril. (Jan Wolkers: De kus. 1977)
• .... de dagelijkse happening van Lodewijk de Veertiende op zijn stilletje.... (W.F. Hermans: Houten leeuwen en leeuwen van goud. 1979)
• Het secreet was bij ons een woord voor het stilletje, de plee, het huisje, de doos. Een houten geval met een rond gat, waarop een houten deksel. (Het vrije volk, 25/07/1987)
• Stilletje: (zit)meubel waarin de nachtpo wordt bewaard. (Fred S. Loen: Petjoh. Indisch woordenboek. 1994)
• (Richard Cress: Petjoh. Woorden en wetenswaardigheden uit het Indische verleden. 1998)
• Stilletje. W.C. op afgelegen plek. (Frits Bom: De havenman. Rotterdams voor gevorderden. 2011)
• Op stilletjes, plees, op gewone toiletten zat ik levenslustig te spatten en spetten … (Hans Dorrestein: Het rimpelperspectief. 2018)