Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 13-05-2021

sneeuw

betekenis & definitie

1) (1934) (drugs) cocaïne; morfine of heroïne, de poederdrugs. Een verwijzing naar de witte kleur. Vertaling van Eng. slang ‘snow’. Een snowbird is Amerikaans slang voor een cocaïnegebruiker.

• De Stille begrijpt het. Hij weet genoeg van Sjanètje's bron van inkomsten af. Hij weet dat Sjanètje op gezette tijden uit Rotterdam zijn bepaalde dosis sneeuw krijgt en dan voor verdere verspreiding zorg draagt. (Jan Campert: Die in het donker. 1934)
• Sneeuw: cocaïne. (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)
• ‘Sneeuw,’ vroeg hij verbaasd.
‘Ja oftewel cocaïne, om de officiële naam te gebruiken.’ (A. van Aardeburg: Bas Banning en de autosmokkelaars. 1956)
• Sneeuw: cocaine. (Steef Davidson: Drugs. Kruiden van hemel en hel. 1982)
• De man zei: 'Ik ben op zoek naar vier kilo sneeuw.' (Gerben Hellinga: Merg en been. 1985)
• De in beslag genomen hoeveelheid cocaïne bijvoorbeeld liep in genoemde periode op van 2 tot 25 ton per jaar, een fractie van de omzet. De invoer van 'sneeuw' liep volgens schattingen met meer dan 150 procent op. (het Parool, 21/05/1988)
• Pas later begreep Albert dat 'sneeuw' nepbargoens was niet alleen voor cocaïne, ook voor heroïne. (A.F. Th. Van Der Heyden: Onder het plaveisel het moeras. 1996)
• Dus nog maar een jointje en nog maar een glas wodka. Nog maar een grammetje sneeuw en nog maar een spuitje. (Luckie S. Delacroix: Johnny Cash danst nooit. 2015)
• Telkens nam Armand zich voor te stoppen met het snuiven van ‘sneeuw’. (Marcel Groenewegen: Armand. En nou ik. 2016)
• ‘Sneeuw kopen?’ Een bekende vraag voor wie zich in Amsterdamse uitgaanswijken bevindt. Misschien te bekend. Daarom vroeg de Amsterdamse burgemeester Femke Halsema aan onderzoeksjournalist Jan Tromp en lector aan de Politieacademie Pieter Tops de drugs­gerelateerde criminaliteit in de Nederlandse hoofdstad te verkennen. (De Standaard, 30/08/2019)
• (Crimineel ABC in Elsevier, 24/04/2021)

2) (2000+) (jeugd) goed, geweldig.

• In de afgelopen twee of drie decennia vonden jongeren iets niet zomaar mooi, nee, ze vonden het onder andere: masterlijk, gers, goudgers, flex, fataal, dodelijk, ziekelijk, akaboek, supadupa, de max, pro, te oostblok, helemaal te kiwi, sneeuw, slack, striel, kraak, plum, moddervet, banish, chiwas, baas en 'vies' niet te vergeten. 'Vies fietsje heb je gekocht.' (Dagblad De Pers, 25/03/2008)