Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 26-03-2021

reet

betekenis & definitie

1) (19e eeuw) (plat) bilspleet; achterste, kont. In de uitdrukking 'die kan 'n veer van ze reet blazen': die heeft flink wat verdiend maar kan er goed over pochen. Zie ook: aan me reet; geen reet; als een reet; dat zal me aan m'n reet lazeren; ergens z'n reet mee afvegen; iemand in z’n reet kruipen; iemands reet likken; iets aan z’n reet hebben; je kunt m'n reet kussen; lik me reet; op z'n reet liggen; ruik aan me reet; steek (stop) het maar in je reet.

• reet (plat) scheiding tusschen de twee billen; (spr.) je kunt me de reet likken, ik geef geen zier om je. (Van Dale 1898)
• Telkes ak me reet gedraaid heb, om die zenuwe moer de kink te geve, komt er weer gaajes en motte me van wiek. (Willem van Iependaal: Polletje Piekhaar. 1935)
• Als de gesmeerde bliksem weer naar het hol of ik sla je de pooten onder je reet vandaan! (Jef Last: Een huis zonder vensters. 1935)
• Reet: achterwerk. (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)
• Ik veeg er mijn reet aan af, was beter. Ik veeg mijn reet af aan je mond, gatlikker - dat was zelfs haast briljant, alleen niet logisch. (Hollands weekblad. Jaargang 2. 1960-1961)
• Mijn haat kende nu geen grenzen meer: het stomme wicht met haar dikke reet en putjes in haar benen! (De Gids. Jaargang 129. 1966)
• Hou me niet voor de gek, landbouwer, want dan schop ik u onder uw blote reet. (Toon Kortooms: Help! De dokter verzuipt... 1968)
• Haar jurk opgeschoven en op haar rug. Haar dikke reet boven op de witte kousen. (Jan Cremer: Made in USA. 1969)
• Iets waarbij hij de hand op haar kontje legde, en in haar blonde massa haren fluisterde: Greet, ik loop heet naar je reet. (Louis Paul Boon: Als het onkruid bloeit. 1972)
• Ik wil een reet zien die rond is en hoogmoedig en die mij laat bukken tot ik in de stront verdwijn. (Jan Arends: Ik had een strohoed en een wandelstok. 1974)
• 'Ik kan m'n reet niet afvegen,' zegt hij. (Jan Wolkers: De kus. 1977)
• De pijn schoot door zijn reet omhoog zijn rug in. (Lydia Rood: Buslucht. 1992)
• Ook Marilyn Monroe perste drollen uit haar reet. (Henry Sepers: Superlive. 2001)
• Lach je moeder, tante, zus of echtgenote, die zojuist haar reet heeft laten leeglopen of haar gezicht gebotoxt heeft glashard uit. (Youp van ’t Hek: Iedereen is eigenaar van iets. 2007)
• Floaten is in je blote reet in een bak zout water liggen met een deksel erop, zei de folder, maar dan netter. (Claudia de Breij: Dingen die fijn zijn. 2009)
• “Dat geeft niet, pik,” zegt ze. “Kom effe door naar achteren en trek die deur achter je reet dicht, want ik stook niet voor buiten.” (Gerard van Westerloo: De pont van kwart over zeven. De beste journalistieke verhalen. 2015)

2) (2001) (Vlaanderen, Waasland, plat) vrouwelijk geslachtsdeel, kut. Vgl. scheur*; spleet*.

• (Herman J. Claeys: Vlaams Dialecten woordenboek. 2001)