reet
1) (19e eeuw) (plat) bilspleet; achterste, kont. In de uitdrukking 'die kan 'n veer van ze reet blazen': die heeft flink wat verdiend maar kan er goed over pochen. Zie ook: aan me reet; geen reet; als een reet; dat zal me aan m'n reet lazeren; ergens z'n reet mee afvegen; iemand in z’n reet kruipen; iemands reet likken; iets aan z’n ree...