Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 19-07-2023

paap

betekenis & definitie

(1200) (scheldw.) geestelijke; meer algemeen ook voor een rooms-katholiek. Sedert de reformatie van de r.-k. kerk in de zestiende eeuw als schimpwoord gebruikt. Tevoren had het woord geen minachtende klank. Zie ook papengebroed*. Engels: papist (zie Hugh Rawson: A dictionary of invective. 1989).

• Hier zweeg hy: en de Moor, aan 't krygsaltaar belooft,
Verdreef den paap, en wurp hem 't offerhout naar 't hoofdt. (Lukas Rotgans: Boerekermis. 1708)
Jan struksje! als ik evenwel eens bedrogen was? wel, dan wierd ik averegts; en ik mogt u wel, met een strop om myn hals, en een brandende kaars in myn hand, om vergeving bidden; zo als ik hier wel gezien heb, dat de Papen voor de Heilige Maagd deden. (Betje Wolff en Aagje Deken, Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart. 1782)
• Doch opspooren zal ik hem, in weerwil van 't geen mijn advokaat Mr. Joannis Schalckius zeggen moge, die mij maar raden blijft om alles te houden; want zegt hij, 't gaat toch maar aan vreemde papen en konventen, tot prejuditie van de ware leer. (Jacob van Lennep: De pleegzoon. 1833)
• ‘Onhebbelijke paap!’ borst Aernoud uit, ‘gij bezondigt uwe ziele, lasterende de onnoozelheid!’ (A.L.G. Bosboom-Toussaint: Het huis Lauernesse. 1840)
• Paap: vader; ook een scheldwoord voor de Roomsch-Katholijken. (P. Weiland: Kunstwoordenboek. 1858)
• Paap, uit papa (z.a.), dus vader; de vader of priester. Vanhier dorpspaap of parochiepaap (pastoor), mispaap (mispriester). Een en ander vele eeuwen lang zonder eenige onaangename bedoeling. Later in min vriendelijken zin, Roomschgezinde in 't algemeen. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
• paap, scheldwoord voor de Roomsen. Roomze poapm; zie poepm. Poaps Rooms. 3°. De scheldnaam van A. G. Wildervank bij de Drenten, omdat hij een Bentheimer was. (K. ter Laan: Nieuw Groninger Woordenboek 1924-1929)
• Paap, Pape, was oorspronkelijk gebruikelijk als benaming voor een wereldlijken geestelijke, doch geraakte na de Hervorming in onbruik, daar het toen vaak als schimpwoord werd gehoord. (A.E.H. Swaen: Nederlandsche geslachtsnamen. 1942)
• (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1950)
• „Paap" is sinds de Hervorming een schimpwoord voor katholiek, maar oorspronkelijk betekende het niet anders dan r.k. geestelijke. Een papekop is in het nette dus een priesterhoofd, dat als zodanig geknipt is voor een bisschopsmuts. (Het Parool, 16/03/1966)
• Vuile paap. Ze moesten jullie allemaal ophangen aan een touwtje. (Simon Carmiggelt: Mijn moeder had gelijk. 1969)
• Nu toonden liberalen en socialisten zich even fanatiek en noemden zij Adolf ‘een dezer nooit te vertrouwen papen’. (Louis Paul Boon: Pieter Daens of hoe in de negentiende eeuw de arbeiders van Aalst vochten tegen armoede en onrecht. 1971)
• Mislukte paap! (Roobjee: Vincent en Astrid van Gogh verdwijnen in een korenveld. 1977)
• Kijk maar eens naar ‘De Volkskrant’, daar hebben ze een ex-gereformeerde hoofdredacteur moeten aanstellen om de leugens wat in te tomen. Eens paap, altijd paap, ook al beweren ze niets meer met hun voormalige geloof te maken te hebben. (Peter Andriesse: Desperado’s. 1981)
• Die papen zijn zich lam geschrokken. (Hans Plomp: Open inrichting. 1985)
• (T. van Veen: Taal en leven in de Utrechtse Vechtstreek. 1989)
• Paap. rooms-katholiek geestelijke; sedert de Hervorming (16e eeuw) als schimpwoord gebruikt. In Mechelen leefde het woord destijds nog voort in papen vastenavond wat betekent dat de geestelijken, naar het schijnt op pauselijk bevel, reeds de maandag vóór Aswoensdag de vasten moesten beginnen. De zondag van Quinquagesima was voor hen dus 'papenvastenavond'. Thans kent iedere Mechelaar nog het Papenhofke, de Papenhofstraat en de Papenhofdreef. De 'Papenhof' behoort aan het bisdom en was gedurende vele jaren een rust- en recreatiedomein voor priesters en seminaristen. (H. Diddens: Woordenboek van het Mechels dialect. 1999)
• Voor één ding komen wij rond uit. Wij sparen niemand. Smousen, papen, Groen Linksers, Limbo’s, populaire jongens en de toiletjuffrouw van het PC-Hoofthuis, wij rijgen ze allemaal aan het spit. (Propria Cures, jaargang 112 (2001-2002))
• Een halve eeuw geleden kon een gereformeerde vader nog dreigen ‘je poten te breken als je met een paap durft aan te komen’, tegenwoordig is de kans groot dat hij zich er morrend bij neerlegt. (Elsevier, 20/09/2003)
• Eerder al werd een huisgenoot in de gracht gegooid onder het motto 'Hé kutpaap, zwemmen'. En vanochtend springt er een te dikke, joviale en bezopen kutpaap met zijn vriendjes in mijn nek. (Delta, 06/11/2003)
• Dominee behandelde de Heidelbergse Catechismus, waarin sprake is van de vervloekte paapse mis en Cor had gevraagd of de Papen ook over ‘ons’ denken dat we niet deugen, wat hem logisch leek. (Martin Schouten: Kippensoep met Cor. 2014)