Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 08-07-2021

over tijd zijn

betekenis & definitie

(1937) (euf.) (van vrouwen) niet tijdig menstrueren en daardoor misschien zwanger zijn.

• … obstipatie sinds 5 dagen, menstruatie geregeld, maar nu 2 dagen over tijd… (Geneeskundig tijdschrift voor Nederlandsch-Indië. 1937)
• Meer dan 3 weken reeds is de menstruatie over tijd, ze is zwanger, het is een wonder dat haar moeder nog niets gemerkt heeft. (Jef Last: 8 werken. 1947)
• (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980)
• Zelfmoord omdat ze over tijd was, zwanger van Hitler of een andere man, zou loochenbaar zijn op grond van de verklaring van de arts die het dode meisje onderzocht. (Jeroen Brouwers: Adolf & Eva & de dood. 1995)
• Telkens als ik er zachtjes bij Jacobien op aandrong te vertellen wat haar dwarszat, begon ze opnieuw te snikken maar eindelijk vermande ze zich. ‘Ik ben al bijna vier weken over tijd,’ klonk het dof. (Hans Dorrestijn: Finale kwijting. 2000)
• "Het kan toch zijn dat je menstruatie onregelmatig is doordat je hebt gereisd", zei Ruud hoopvol, want zoiets had hij ooit gelezen in de Viva (vanzelfsprekend bij de kapper). "Ik ben stewardess", zei ze simpel. "Reizen is mijn leven. Maar ik ben nooit eerder over tijd geweest." (de Telegraaf, 01/02/2003)