(1960+) (Vlaanderen, inf.) (meestal verkleinvorm) piemel(tje); mannelijk geslachtsdeel. Vgl. Bello*, Charel*, Gerrit*; Henkie*, Janus*.
• (Herman J. Claeys: Vlaams Dialecten Woordenboek. 2001)
• (Piet van Sterkenburg: Rot zelf lekker op. Over politiek incorrect en ander ongepast taalgebruik. 2019)
• (Johan De Caluwe, Veronique De Tier, Anne-Sophie Ghyselen, Roxane Vandenberghe: Atlas van het Dialect in Vlaanderen. 2021) p. 81
• Want hun vrouwen hadden geen ongelijk: iedere gezonde vent wilde met haar de pijp in kruipen, maar geen enkele durfde dat, want hij wist dat onder haar vranke blik zijn kleren van zijn lijf zouden vallen, en zijn jef zich schielijk als een veldmuisje tussen zijn dijen zou verbergen in plaats van zich op te richten. (Walter van den Broeck: Tijl Uilenspiegel. 2022)