Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 27-09-2020

naar de kelder gaan

betekenis & definitie

(18e eeuw) (inf.) zinken; verdrinken; ten gronde gaan, failliet gaan.

• Dat moet' er op staan. Dat wil zeggen, dat moet nu zo zynen gang gaan, ’t moet dat uitstaan en dragen. De gelykenis is van een schip, wiens zeilen in top gehyst zyn, en daar men ’t zonder zwichten, mede wil laten doorstaan. Doch zulke gaan wel eens naar de kelder. (Carolus Tuinman: De oorsprong en uitlegging van dagelijks gebruikte Nederduitsche spreekwoorden. 1720)
Spreekwijze: Naar de kelder zijn (in zee vergaan). (Jacob van Lennep: Zeemans-woordenboek. 1856)
• Wat hem betrof kon de hele schuit naar de kelder gaan, hij zou er geen aardappel minder om eten. (Jan Mens: Er wacht een haven. 1950)
• Ge noemt daar delirium... ja, natuurlijk kan men door dronkenschap „naar de kelder gaan", maar ik betwijfel of dat wel de sefoarttelder is die ge bedoelt.(Nico van Suchtelen: Verzamelde werken. 1951)
• In Holland was hij een trouwe medewerker in de jeugdclub, hier zie je hem als het ware voor je ogen naar de kelder gaan. (Komen en gaan. 1967)