Wat is de betekenis van zwichten?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zwichten

zwichten - Werkwoord 1. ergatief toegeven, wijken; het moeten afleggen De vijand zwichtte onder de druk van de onverwachte hevige aanval. 2. (ov), (molenaarsambacht) het aanpassen van de zeilvoering op de wieken i.v.m. de windsterkte Bij sterkere wind moet je de...

2024-04-19
Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

zwichten

Verkleinen van het windvangende oppervlak van de wieken van een windmolen. Dat kan gebeuren met zeilen of d.m.v. jaloezieën, in het laatste geval meestal automatisch o.i.v. de windkracht.

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

zwichten

zwichten - regelmatig werkwoord uitspraak: zwich-ten 1. geen weerstand meer kunnen bieden aan iets ♢ hij zwichtte voor de verleiding en nam een taartje Regelmatig werkwoord: zwich-ten ik zwicht ...

2024-04-19
Molenwoordenboek

B.D. Poppen (2000)

Zwichten

Het wegnemen van zeil en eventueel borden bij wakkerende wind.Het bedienen van de zeilen van de wieken. In het algemeen: zeil minderen wegens aanwakkerende wind. Vandaar: zwichtstelling. Zelfzwichtend wordt gezegd van een soort molenwiek met jaloezieën die opengaan wanneer de wind heviger wordt.

2024-04-19
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

zwichten

Zich zwichten voor, oppassen, zich wachten voor-. Ze zijn allemaal even onbetrouwbaar, ik heb het genoeg ondervonden toen ik jonger was. Zwicht je vooral voor die rosharige met sproeten, je kunt geen kwader volk ontmoeten, die aan de zijkant van de tafel zit, DEMEDTS 1976, 89.

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Zwichten

v., swicht(sj)e, swifte, krimp kamp, keap, bilies jaen, it oerjaen, oer (de) side teare; (van zeilen), swichte.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zwichten

(zwichtte, heeft en is gezwicht), 1. (overg.) oprollen, inhalen (zeilen of touwen); inz. de hoofdtouwen van het onderwant van stuur- en bakboord door touwen onder de mars naar elkander halen : de fok zwichten, die bij stormweer inkorten door servings ; — een molen zwichten, zeil minderen met harde wind ; 2. (onoverg.) wijken, z...

Wil je toegang tot alle 17 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zwichten

zwichtte, h. (1), i. (2) gezwicht (1 scheepst. de zeilen of touwen inhalen, oprollen; 2 toegeven, wijken; ’t moeten afleggen; onderdoen): 1 de touwen zwichten; 2 zwichten voor de overmacht, moeten onderdoen.