Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 07-08-2022

meester Hans

betekenis & definitie

(16e eeuw) (Barg.) de beul. 'Dat is er een voor meester Hans': die moet gehangen worden. Soms verkort tot Hans. In het Engelse slang: Jack Ketch.

• Ach Meester Hans, ik ben ook noch nooit gehangen geweest... (De doorluchtige daden van Jan Stront: opgedragen aen het kackhuys. 1750)
• .... eene Meester Hans, alias Beul... (Nieuwe Veenelandsche, Snakenburgsche courant, van den 12 van poespas des jaars 6771. Het tweede jaar der Veenelandsche vryagtigheid. 1796)
• Hans (Meester -, (barg.), de beul, bijv. Meester Hans zal je een ruim uitzicht over de Nieuwmarkt geven, d.i. men zal je ophangen. Op de Niéuwemarkt, vóór de St. Anthonieswaag, het tegenwoordig archiefgebouw te Amsterdam, werden vroeger de misdadigers ter dood gebracht. (Taco H. de Beer & Eliza Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
• Hans. Bijnaam van den beul. (1567) Meester Hans. Ber. Tijden, 2.64(L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1974)
• (Ton Spruijt: Johannes. Het groot Jannenboek. 2001) p. 93
• `Om geen twijfel te laten bestaan over de implicaties voor de verachte beul, concludeerde Luther: Zo is meester Hans [de stereotiepe beul] een bijzonder nuttig en zelfs barmhartig man, want hij voorkomt dat de schurk het nog eens doet... (Joël Harrington: Dagboek van een beul: meester Frantz Schmidt van Neurenberg (1554-1634). 2013)
• De beul bond haar vast aan een paal en zette een vlassen pruik op haar geschoren hoofd. Hij hoorde Katelijne zwakjes fluisteren: ‘Kom nu, Hans! Met uw handen van ijs, met uw kussen van sneeuw...’ (Walter van den Broeck: Tijl Uilenspiegel. 2022)