Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 18-12-2020

meester

betekenis & definitie

(1987) (spoorw.) machinist.

• De machinist, die vanavond, zoals dat in het jargon heet, de slag Den Haag CS- Haarlem heeft, heeft me ter hoogte van Heemstede gewaarschuwd: achter de flauwe bocht liggen de twee gevreesde punten, die menige „meester" (erenaam voor machinist) „het zweet in de handen" brengen. (NRC Handelsblad, 07/02/1987)
• De Nederlandse Spoorwegen zijn zonder twijfel de ongekroonde kampioen van afkortingen, geheimtaal en neologismen. ledereen die wel eens met de trein reist, kent de conversaties over het omroepsysteem aan boord tussen de 'meester' (machinist) en de 'hacé' (hoofdconducteur). (NRC Handelsblad, 08/06/1988)
• Een machinist, een 'meester' in jargon, draagt doorgaans een uniform, maar de drie denken dat ze hooguit een pet en een werkbroek zullen dragen. (Limburgsch dagblad, 16/05/1992)