Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 07-09-2023

makke

betekenis & definitie

(19e eeuw) (< Jidd.; mv. makkes) slag, klap; last; plaag; onheil; probleem; gebrek.

• Makka, makke (hebr.), makkoh (n. hebr.) = slag, plaag, ziekte, wonde, onheil. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
• Makke komt van makous: plaag, ramp. (Het Joodsch in het Nederlandsch. In: Het Vaderland, 18/11/1923)
• Noos spoog uit. `De makkes uit de goode!' (Siegfried E. van Praag: La Judith, 1930)
• ‘Of-ie voor je klaar staat?’ heeft Herman gezegd, ‘krummel een makke (voor elke kruimel een plaag) dat-ie d'r erg in heeft dat je'm gebruikt.’ (Sam Goudsmit: Jankef's oude sleutel. 1930)
• Ieder glas heeft een kleine makke (gebrek): een te dikke bodem, een scheeve bovenrand of een klein barstje. (Maurits Dekker: Amsterdam. 1931)
• Uitje, hè je daar een kleine makke ? Over wat zie je er zoo afgetrokken uit? (Fr. Van de Vrande: Grensleven. 1936)
• (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)
• Als jij niet dadelijk je bek houdt dan zal ik je een makkes geven of je verzuipen in de stinksloot... . (J.A. Visscher: Schooier waar ga jij naar toe? 1939)
• En de sokkel puntgaaf, er mankeert geen makke aan. (Jan Mens: Het heldere uur. 1960-1964)
• Ik begon overal weer aan te prutsen, niet wetende waaraan we die makke nu weer te danken hadden. (Jan Cremer: Ik Jan Cremer. 1964)
• Ziek zijn ze, mevrouw, ze hebben allemaal 'n makke. (Jan Mens: De kleine waarheid (1967)
• Mensen die een hartmakke hebben zouden er wel in kunnen blijven als ze door zo'n stok werden aangeraakt. (Paul A. Wilking: De roerige wereld van Pistolen Paul. 1968)
• Een typisch dialoogje van een middelbaar echtpaar, dat allerlei makkes heeft.... (Simon Carmiggelt: Mijn moeder had gelijk. 1969)
• Makke meerv. makkes. Het is reeds vroeg als dieventaal gesignaleerd, maar alleen in het enkelvoud en alleen in de betekenis: slag, klap22, nu is het ook in het meervoud tamelijk populair geworden en uit de sfeer van de dieventaal opgeheven. Bovendien is ook de oude Jidd. betekenis - niet alleen klap, maar ook plaag, gebrek - in ere hersteld. Zo schrijft het Handelsblad en dat nog wel in zijn cultureel Supplement: We zijn met al onze makkes en kleinigheden nijdig op een parlement dat net zulke makkes en kleinigheden heeft"23. Een oud Jiddisch spreekwoord luidt: makkes un faule fisch" = slaag en bedorven vis, oorspronkelijk: de keuze tussen verschillende straffen hebben en ten slotte de een zowel als de ander krijgen. Een variant er van luidde: Faule fisch un schleeg zu". Deze variant nu is onder Nederlandse vlag de haven van Van Dale binnengezeild in de vorm: Vuile vis en slaag toe". Wanneer een medewerker van Panorama mededeelt dat hij geen cent te makken heeft", dan heeft hij de Joodse zegswijze: een cent, een makke" onnauwkeurig opgevangen of weergegeven24. (H. Beem: Uit Mokum en de Mediene. 1974)
• Maar ze mogen zich niet laten gaan, dat is de makke. (Sal Santen: Een geintje. 1975)
• Ganzen zijn beste bewakers, maar ze hebben één makke: als je nooit, absoluut nooit naar ze kijkt, beginnen ze te flippen en doen dan niets. (Bert Hiddema: Zwart geld, 1983)
• De aanduiding van het cijfer 39 als makkes verwijst naar een bijbelse strafmaat van 39 stokslagen. Een andere verklaring is dat het cijfer 39 staat voor de getalswaarde van de Hebreeuwse lettercombinatie T en 't', wat lat werd en dit woord werd geassocieerd met het Nederlandse lat, dat dan weer verband houdt met de klappen - de makkes - die men met een lat kan krijgen. (Ach wat een gein. Het joodse kienspel. Onbekend. 1983)
• Dus dat was de makke al: ze hadden geen van allen de zin, maar ook niet de macht om te beslissen. (Rinus Ferdinandusse: De haren van de vos, 1983)
• Ploosje zei dat invalide klanten misbruik maakten van hun makke. (Mensje van Keulen: Engelbert. 1987)
• Het zijn per slot hun makkese en niet de mijne. (Albert Mol: Wat zien ik, 1988)
• Dat was nou eenmaal zijn makke... dat-ie te bewust leefde. (Rijk de Gooijer & Eelke de Jong: The best of Koos Tak. 1988)
• Dat uw kin als het ware aan het bovenste deel van uw borstbeen is vastgegroeid, tja, met die makkes moet u het de nog resterende tijd doen. (Frans Pointl: De aanraking. 1990)
• Ik knik instemmend maar eigenlijk geloof ik dat niet meer werken slecht voor hem zal zijn, het is voor alle oude mensen slecht en de opgewekte oude mensen die ik ken: Elias, Annie M.G., mevr. Klap, werken ondanks hun makkes door. (Renate Rubinstein: Mijn beter ik. 1991)
• De makke van het huidige onderwijsstelsel is bovendien dat er maar één criterium is voor `succes': of je het diploma haalt, of niet. (de Volkskrant, 30/03/1991)
• Want de HO heeft weinig tijd: het is de makke van de VPRO dat alle programma's er zo lang duren, altijd marathoninterviews, altijd hele `zomeravonden'. (Vrij Nederland, 04/09/1993)
• Makke van Hebreeuws maka, betekent ‘pech, tegenslag’; het meervoud makkes (Hebr, makkot) heeft dezelfde betekenis. Een verbale afleiding is makesen, ‘slaan, afranselen’ (Beem 1967: 67-68; 1974: 53). De Nederlandse uitdrukking geen cent te makken (hebben), ‘geen cent hebben’ is afgeleid van de Jiddische uitdrukking een cent, een makke een cent, tegenslag. De Joodse slager uit Nijmegen gebruikte makke met de betekenis ‘verlies’, met betrekking tot de hoge prijs van het vlees. Hij kent het woord makkeman, ‘afgekeurde koe’; uit mijn eigen dialect (Pannerden) ken ik het met de betekenis ‘een koe met een of ander gebrek. Moormann, Beem of Endt geven het niet. (Taal en Tongval. Jaargang 46. 1994)
• Hij heeft een beetje een makke, rijdt in de verkeerde auto. (Opzij, mei 1993)
• De makke van webpagina's is dat je er vaak alleen maar overheen wandelt op weg naar de eigenlijke bestemming... (HP/ De Tijd, 08/05/1998)
• Maar de makke van de media is dat ze niet eens een opvatting hebben over het juiste publieke en privégedrag van politici. (Elsevier, 14/06/1997)
• Is alles wat lekker is de makke voor het schrijven? (Joost Zwagerman: Pornotheek Arcadië. 2000)
• makke, plaag, klap, onheil, Sluyser. (Jan Berns m.m.v. Jolanda van den Braak: Taal in stad en land. Amsterdams. 2002)
• Dat is de makke van het hedendaagse Nederlandse toneel: virtuoze vorm, geen inhoud. (Robert Anker: Een soort Engeland. 2003)
• Zijn makke, vond jij, was dat hij op die rare vishengel stond te toeteren, als hij viool had gespeeld zou de hele wereld aan zijn voeten hebben gelegen, dat wist je zeker. (Bert Natter: Begeerte heeft ons aangeraakt. 2008)
• De makke van Daan Monjé was niet dat hij geen goede ideeën had. De makke van Daan was dat hij, met zijn stijl van leidinggeven, geen partij aankon die groter was dan een dorp, een partij met meer dan pakweg vijfhonderd leden. (Koos van Zomeren: Die stad, dat jaar. 2009)
• Toen al voelde je je te groot voor ons. Dat is jouw makke. (Nico Dijkshoorn: Nooit ziek geweest. 2012)
• Geen geluk kennen is een grotere makke dan pijn; (Harry Vaandrager: Koprot. 2013)
• De grote makke van acteurs: die willen altijd een podium. (Myrthe van der Meer: Kalf. 2013)
• Nabokov had trouwens een paar makkes, waarvan het vervolgens gissen blijft of elke daarvan wel als makke beschouwd dient te worden. (Nanne Tepper: De kunst is mijn slagveld. Brieven 1993-2001. 2016)
• Ab zag eruit als een kok en praatte als een kok, maar had volgens de bemanning één makke: hij kon niet koken. (Jacques Klöters: Voorwaarts leven, achterwaarts begrijpen. Mijn journaal. 2016)
• Dit huis heeft zo langzamerhand allerlei makkes, maar dat kan me helemaal niks schelen. (Margit Willems: Onverslijtbaar. Verhalen over het leven in Amsterdam. 2017)
• Ik erger me aan behoorlijk wat makken die ik op elk kantoor en tijdens alle gekke bijbaantjes (van telefoniste bij een jinglebureau tot postbode) tot nu toe ben tegengekomen. (Maartje Willems: Vanaf nu wordt alles beter. 2018)