Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 27-02-2020

afgetrokken

betekenis & definitie

(19e eeuw) (inf.) vermoeid, verzwakt.

• De man zag er destijds erg somber en afgetrokken uit, maar betaalde prompt zijn huur en gaf hoegenaamd geen last in huis... (De Gids. Jaargang 45. 1881)
• Wat hei-je, kind? Je bent zoo zenuwachtig en je ziet er zoo afgetrokken uit? (Maurits Wagenvoort: Een passie. 1891)
• De vader zag er moe en wat afgetrokken uit, maar in zijn oogen en om zijn verstandigen mond was iets van echte warmte en hartelijkheid.... (Carry van Bruggen: Het verspeelde leven. 1922)

Uitje, hè je daar een kleine makke ? Over wat zie je er zoo afgetrokken uit? (Fr. Van de Vrande: Grensleven. 1936)