Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 31-03-2023

maintenée

betekenis & definitie

(1886) (inf.) vrouw die door een man, buiten zijn huwelijk om, onderhouden wordt en met wie hij een seksuele relatie heeft. Vandaar ook een scheldwoord voor een hoer. Afgeleid van het Franse werkwoord 'maintenir' (onderhouden). In de homotaal ook gebruikt voor een jongen die wordt onderhouden door een oudere man. Syn.: cocotte*.

• Dus jij wou enkel ‘n mintenee hebben? (Herman Heijermans: Kamertjeszonde. 1898)
• Basta met je mintenee. ’n Mintenee van mijn centen. (Herman Heijermans: Het zevende gebod. 1899)
• Maar affijn, d'r was toch in alle geval nog 's variatie... ze was toen tenminste 'n dame, de sjieke mentenee van Jonkheer Van Ravensweerd.. (Frans Coenen: Zondagsrust. 1902)
• Mijn zoon Sjimme wou óók in het vak... 'n wonder... Ziet zijn kameraadjes van zestien jaar.... snotneuzen... Hebben een maintinee... (Bernard Canter: Kalverstraat. 1904)
• Hij wist er verscheidene, zoogenaamd goeiefamilies, in Amsterdam, waarvan zoons ge-trouwd waren "onder hun stand", met hun "maintenées" .... zooals dan de menschen zeiden. (H. Robbers: De Roman van een gezin. I. De Gelukkige Familie. 1909)
• Ze had zich dien gouden droom van mooiste Jordaanmeid naar schatrijke mainteneé al zóó ingeleefd, dat het gewoon-gebeurende haar een uitdenkseltje, en wat zij befantaseerde alleen de eenig-mogelijke werkelijkheid leek. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 2: Van Nes en Zeedijk. 1914)
• ‘Lak an die diamanten’, verklaarde hij onverschillig. ‘Ik weet wel, dat die bestemd zijn voor de halzen van de vrouwen en de mintenees van de O.W.-ers, maar daar krijgt 'et volk geen hap vreten mee.’ (A.M. de Jong: Frank van Wezel’s roemruchte jaren. 1928)
• Maintenée, zielloze hoer. (Siegfried E. van Praag: La Judith, 1930)
• Neen, hij is te fatsoenlijk voor een maintenee. (de Groene Amsterdammer, 17/10/1931)
• Ja, me kenne de lamp bove de voordeur uitpisse, maar dan komt de bollebof met al z'n mentenees naar buite om kielekroel te gaan spele onder de struikies. (Willem van Iependaal: Polletje Piekhaar. 1935)
• Op zekeren dag kwam ik een kennis tegen, die mjj toevoegde: „Ik ben je maintenée tegengekomen!” (Dr. Benno J. Stokvis: De homosexueelen. 35 autobiographieën. 1939)
• Ja, ja, z'n vader hield er tegenwoordig zoveel als een mintenee op na. (Piet Bakker: Ciske de rat. 1941)
• maintenee, minnares die onderhouden wordt. (Fokko Bos: De vreemde woorden. 1955)
• Ik heb gezegd: geld besmeurt het zuivere schild der liefde, jongen, zoals ik het laatst nog weer zo mooi in een boek gelezen heb, en Florrie heeft haar trots; ze is geen maintenée, maar een kameraad; ze kan op haar eigen benen staan en wil niemand tot last zijn. (Johan Fabricius: Wat u nodigt hebt, mevrouw, is een vriend. 1964)
• Eens hoorde ik vader roepen: ‘Het is een hoer’, en moeder antwoordde met een pruimemond: ‘Dat is niet waar, het is een maintenee.’ (Marnix Gijsen: Verzameld werk. 1977)
• Die twee die ontmoeten elkander
Ze keek hem eens liederlijk aan
Ze ging met hem mee en werd zijn maintenee
En hielp z'n fortuin naar de maan. (Wim Sonneveld: Dames die niet willen deugen. 1989)
• Al op zestienjarige leeftijd was ze verleid door een Dordrechtse heer met een rijtuig. Toen was er geen houden meer aan. Eerst was ze maintenee, vertelde mijn moeder. (Annie M.G. Schmidt: Wat ik nog weet. 1992)
• Ze is geen huisvrouw. Ze is een maintenee. (Nelleke Noordervliet: Uit het paradijs. 1997)
• Echtgenotes, maintenees en maîtresses in avondjurken voerden intieme gesprekken met elkaar. (Jan Cremer: Ik Jan Cremer. Derde boek. 2008)