Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 15-09-2020

kamertjeszonde

betekenis & definitie

(19e eeuw, vero.) (euf.) overspel. Bekend geworden door de gelijknamige roman van Herman Heijermans.

• De klucht „Geef mij 'n Kus", die een Fransche operette blijkt te zijn van de bekende muzikaal-goedkoope soort blijft, bij alle waardeering voor het vlotte spel der groep, een verwerpelijke poging om opvattingen over de liefde goed te praten, die kant noch wal raken. Het is jammer, dat het gezelschap zooveel krachten verspeelt aan deze poging om kamertjeszonde aan het banale te onttrekken. (De Maasbode, 09/07/1940)
• Achter die schilderachtige geveltjes weet ik de verrotting. Kamertjeszonde. Daar moet zo spoedig mogelijk de sloper bijkomen. (Jan Mens: De kleine waarheid. 1960)
• De zonden, die met Nieuwjaar in Lhasa werden bedreven, waren — Schafer is daarvoor niet de enige getuige — zeer bepaald geen verheimelijkte kamertjeszonden. (Fokke Sierksma: Profiel van een incarnatie: Het leven en de conflicten van een Tibetaanse geestelijke in Tibet en Europa. 1964)
• Geen kamertjeszonden meer. (A.F. Th. van der Heijden: Vallende ouders. 1983)