Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 05-07-2021

kwalijk

betekenis & definitie

(1963) (stud). onjuist; ongunstig; slecht; vals.

• Soms komen in de etymologie vergelijkingen voor, die aan de wiskunde doen denken, bijvoorbeeld de vergelijking: kwalijk staat tot kwaad als lelijk tot leed. Hieruit blijkt dat in het woord kwalijk het zelfstandige naamwoord kwaad verscholen is. De oudere vorm luidt dan ook: quadelike. De oorspronkelijke betekenis van kwalijk was: vuil. Daaruit is een heel scala ven betekenissen voortgevloeid, waarvan sommige niet meer in gebruik zijn, zoals: kwalijk te voet (gebrekkig) of: zich kwalijk gedragen (afkeurenswaardig), ln studententaal betekent kwalijk ongeveer: ongunstig en voorts kan men het vervangen door: onjuist, verkeerd, slecht, foutief, vals, onvolkomen, onvoldoende, ongeoorloofd, ten onrechte, moeilijk, bezwaarlijk, nauwelijks, niet licht enz. (Nieuwsblad van het Noorden, 21/03/1963)