Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 24-01-2021

kankerlijer

betekenis & definitie

(1922) (scheldw.) erg onaangename vent. Oorspronkelijk wellicht soldatentaal. Variant: kankerklerelijer*.

• Salu, zeg die kankerlijer gedag! (A.M. de Jong: Frank van Wezels roemruchte jaren, 1928)
• Die kankerlijer...!!! Jaaaa... ik ben alweer rustig... (Marcus A. Heeresma: Landgenoten. 1983)
• ‘Wat een vuile kelerelijers, wat een kankerlijers die smerissen!’ riep de buurvrouw met het witte krulhaar woest (Jan Cremer: De Hunnen. 1983)
• Ik vroeg die kankerlijer of hij alsjeblieft geen heroïne aan mijn vriendin wilde verkopen... (Haagse Post, 29/03/1986)
• Honderdvijftig gulden kostte die permanent en mijn pony is helemaal weggebrand. Kankerlijer. (Haagse Post, 31/01/1987)
• Als ze vlak langs de stoet scheuren, brult Freek: 'Viezerikken! Kankerlijers!' (Gerrit Grobben: Wolfram. 1989)
• Ze mogen ze van mij levenslang geven, die kankerlijers. (Kees van Beijnum: Over het IJ. 1991)
• Vuile leugenachtige kankerlijder... (Hermine Landvreugd: Het zilveren theeëi. 1993)
• Dat hebben die kankerlijers nog te goed. (Nieuwe Revu, 02/02/1994)
• Er wordt wat afgekankerd. Letterlijk. Het woord 'kanker' is inderdaad mateloos populair in de Maasstad. Wie in de weg zit, moet 'opkankeren'. Een bal wegtrappen heet een bal naar voren 'kankeren'. Van Loen heeft de kans 'verkankerd'. En verder heb je kankerlijers, kankerhonden, kankerjournalisten en ga maar door. (Nieuwe Revu, 07/12/1994)
• De ander haalde twee kromme sigaretten uit zijn borstzak. ‘Hier, steek op, vuile kankerlijer.’ (Kees van Beijnum: Dichter op de Zeedijk. 1995)
• Ik mocht niet van je slagen, vuile kankerlijer. (René Appel: Tegenliggers. 1995)
• Weet je wat die kankerlijers hebben gedaan? (Hans Sahar: Zoveel liefde. 1996)
• Het FAG kan weinig begrip opbrengen voor de kale gabbers, kankerlijers wiens IQ het aantal haren op het hoofd niet eens benadert. (Hetty van der Wal & Margot Bleeker: Hakkûh & strak staan. Het Gabbergevoel. 1997)
• 'Kankerlijer,' zegt ze tegen een nicht die kanker heeft. (Maria Barnas: Engelen van ijs. 1997)
• Bedankt voor het degraderen, vieze kankerlijer. (Ronald Giphart: De voorzitter. 1999)
• Ik wil jou, vuile vette kankerlijer. (Kees Van Beijnum: De oesters van Nam Kee. 2000)
• Clint zette z”n dozen met spullen achter in diens auto en gaf iedereen een heel slap en ongeïnteresseerd handje. Ook mij. Dat deed die kankerlijer expres, om te laten zien hoe cool ie was. (Clifford C. Cremer: Bomberjack. 2000)
• Die rooie kankerlijers schoten een 120-mm mortier het kamp in. (Frans van Es: Who the fuck is Frans van Es? Een greep uit het leven van een marineduiker. 2002)
• ‘Kankerlijer,’ roept de broeder en steekt zijn middelvinger op. (Robert Anker: Een soort Engeland. 2003)
• De verontwaardiging laait weer op, hoe het in godskolerenaam mogelijk is geweest dat die klootzak, die kankerlijer, weer binnen heeft kunnen komen …. (Robert Anker: Hajar en Daan. 2004)
• Een vijand die vernietigd moest worden omdat anders alles verloren was. Omdat de Zwarte Hertog zich op mij zou wreken als ik die kankerlijer niet zou verjagen. (Peter Drehmanns: Blackpool. 2005)
• Want dan... Dan verraad ik je desnoods, kankerlijer. (Mark Verver: Ik heb nergens spijt van. Het leven van Dikke Denis. 2008)
• ‘Wat een kankerlijer, zeg,’ zei Frans. (Joris van Calsteren: Lelystad. 2008)
• Ik vermoord jullie allemaal, stelletje kankerlijers, ik vermoord jullie allemaal. (Vrank Post: Bad boys for life. 2008)
• Sodemieter op, kankerlijer. (Vrank Post: Kapot. 2009)
• Als je het maar laat, Dickie motherfucker darling klootzak honnepon poepie kankerlijer pluisje van me. (Ilja Leonard Pfeijffer: Harde feiten. 2010)
• “Weet jij wel tegen wie je het hebt, kánkerlijer,” schreeuwt hij. (Peter Buwalda: Bonita Avenue. 2010)
• “Godsamme, wat een kankerlijers,” zei Michiel … (Robert Anker: Oorlogshond. 2011)
• Ik vergeef het je nooit, kankerlijer, ik mot je nooit meer tegenkomme. (Hendrik Jan Korterink: De Haagse penose. Achter de schermen van een gesloten onderwereld. 2012)
• We wilden de stem van het volk laten horen, moesten we dan al die ‘kankerlijers’ uitzenden? (Theodor Holman: Holman liegt. 2014)
Een van de jongens reageert: ‘Kom dan, kankerlijers!’ (Paul Vugts: Doodgeschoten. 2014)
• Af en toe stompt Brammetje met zijn elleboog in de zij van Margreet en dan fluistert Margreet ‘Kankerlijer’ tegen hem. (Kim van Kooten: Lieveling. 2015)
• ‘Kankerlijers willen ons gewoon naaien, man,’ zei Youssef. (Henk van Straten: Bidden en vallen. 2015)
• Thomas kankerlijer, waar hang je uit! (Co Pee: Afhaalchinees. 2016)
• Je dacht niet dat ik het erbij zou laten, kankerlijertje? (Mick Johan: Totemdier Arafat. 2017)
• Ik doe m’n werk. Moet je ook eens proberen, kankerlijer. (Sylvia Witteman: Overdag bang en ’s avonds dronken. 2020)