Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 08-09-2020

kabel

betekenis & definitie

1) (1996) (voetb.) verbond van Surinaamse spelers binnen het Nederlandse elftal. Vandaar: connectie; vriend. Het woord is ook erg populair onder hiphoppers.

• (Jan Kuitenbrouwer: Hedenlands. Klein lexicon van het gaande en komende taaljaar. 1996)
• Daarmee heeft de bondscoach echter niet de onvrede bij de 'kabel' -het verbond tussen de donkere spelers- kunnen wegnemen, zo kon worden opgemaakt uit een geruchtmakend interview van het Surinaams/ Nederlandse maandblad 'Obsession' met Patrick Kluivert, Winston Bogarde en Clarence Seedorf. (NRC Handelsblad, 13/10/1997)
• De verhalen over de kabel slaan nergens op, zegt hij niet geheel overtuigend. ‘Natuurlijk hebben voetballers vrienden. Ik kaart altijd met Frank en Ronald de Boer en met Aron Winter. Als er alleen witte jongens aan een tafel zitten spreekt niemand van een blanke kabel. (Elsevier, 18/04/1998)
• (Riemer Reinsma: Neologismen. 1999)
• ,,In Poelmo bieden wij de kijker veel verschillende stijlen: van klucht tot hogeschoolacteren'', vat Gummbah het samen. ,,We brengen reactie-cabaret'', vult Bouwman aan. ,,We zijn een kabel'', roept Teeuwen. ,,Een roomblanke kabel'', besluit Gummbah. (NRC Handelsblad, 04/01/2002)
• Als Hiddink Davids belangrijk had gemaakt en in zijn kielzog de hele ‘kabel’, als Hiddink nou gewoon eens naar mij had geluisterd, dan had hij geweten wat er werkelijk speelde binnen het Nederlands elftal. (Nieuwe Revu, 14/05/2003)

2) (1996) (< Eng. cable) (valutahandel) pond-dollartransactie. Verwijst naar de kabel op de bodem van de Atlantische Oceaan, waardoor vroeger opdrachten werden verzonden.

• (Pieter Kort: Bisnis Babbel. 1996)