Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 29-08-2020

jeetjemina

betekenis & definitie

(1968) bastaardvloek. Oorspr. een aanroep: mijn Jezus.

Heet dat 't was; Jeetje Mina, wat hebben we zitten zweten. (Cor Jaring: Je bent die je bent en dat ben je. 1968)
• Jeetjemina, wat jammer nou weer. (Helen Knopper: Met naam en toenaam. 1986)
• Dan kreeg ik weer een ontzettend gekke, humoristische en ook wel tragische brief en dan dacht ik: jeetje mina, om daar adequaat op te reageren. (Jan Brokken: Spiegels: interviews en reportages. 1993)
• ‘Jeetjemina,’ zei mijn moeder. (Jessica Durlacher: De held. 2010)

< >