Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 25-08-2020

jammer

betekenis & definitie

(2011) (politie) illegale stoorzender (waarmee je bijvoorbeeld de kilometerheffing kunt ontduiken).

• Hij laat zich niet schaduwen, gebruikt scanapparatuur die peilbakens opspoort en ‘jammers’, stoorzenders, die bakens onbruikbaar maken. (Paul Vugts: De strijd tegen de Amsterdamse onderwereld. 2011)
• In de woning van Martha’s vriendin liggen een pistool en een ‘jammer’: een onder criminelen populaire, verboden stoorzender om gsm-signalen en gps-netwerken mee lam te leggen (en zo ook volgsystemen van de recherche of van concurrenten). (Paul Vugts: Afrekeningen. 2017)
• De politie heeft dinsdagavond een 36-jarige Tilburger opgepakt die reed in een gepantserde auto en onder meer een kogelwerend vest en een verboden 'jammer' aan boord had. Omdat zich in de auto ook Satudarah-kleding bevond, vermoedt de politie dat hij lid is van deze motorclub. (www.bd.nl, 07/06/2017)