Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 06-10-2023

jarig

betekenis & definitie

1) (19e eeuw) (Zaanstreek) dronken. Er wordt op een verjaardag veel sterke drank gedronken.

• (P.J. Harrebomée: Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal. 1858-1862)
• Hij is jarig. Men heeft voortdurend op zijne gezondheid gedronken, en daar hij op elke conditie bescheid moest doen, heeft hij te veel gekregen. (A.E. B. Herroem: Bacchus in spreekwoordentaal, aangetoond in eenige honderden spreekwoorden en spreekwoordelijke gezegden. 1874)
• Jarig — dronken. (Onze Volkstaal. Deel 1. 1882: Zaansche woorden en uitdrukkingen)
• (G.J. Boekenoogen en K. Woudt: De Zaanse volkstaal. 1821-1971)
• (M.A. van den Broek: Alcoholisch Spreekwoordenboek. 2000)

2) (20e eeuw) (Leiden) gezegd als er iets gebroken werd.

• jarig, in de uitdrukking dat is jarig, als men iets brak. (Dick Wortel: Taal in stad en land. Leids. 2002)
• (Hans Heestermans: Leids Woordenboek. 2007)