jarig
1) (19e eeuw) (Zaanstreek) dronken. Er wordt op een verjaardag veel sterke drank gedronken. • (P.J. Harrebomée: Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal. 1858-1862) • Hij is jarig. Men heeft voortdurend op zijne gezondheid gedronken, en daar hij op elke conditie bescheid moest doen, heeft hij te veel gekregen. (A.E. B. Herroem: Ba...