Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 16-06-2022

Jantje

betekenis & definitie

1) (inf.) matroos; marinier. Kijk onder Jan (4).

2) (2001) (ziekenh.) klein, rechthoekig steunkussentje voor lang liggende patiënten, voor positionering in zowel bed als stoel. Syn.: jaapje*.

• (Ton Spruijt: Johannes. Het groot Jannenboek. 2001) p. 53
• Het Jantje kussen is zeer geschikt voor de zorgsector. Inclusief incontinentiehoes. (www.zorgvoordeelwinkel.nl, ongedateerd)

3) (1731) (Barg.) jaar; gevangenisstraf. Men spreekt ook over 'zwarte jantjes' (strafjaren). Zie citaat 2001.

• Jaar: Jantjes. (Nicolas Racot de Grandval: Nederduitsch en Bargoens woordenboek. 1743)
• Jantje, jaar. (Onze Volkstaal. Deel 3. 1885. Alphabetische Woordenlijst van het Bargoensch)
• Jantje, (barg.), jaar. (Taco H. de Beer & Eliza Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
• Later heb ik zelf vijf „jantjes" (vijf jaar cel) gehad voor het „verhuizen" (wegnemen) van een paar meiertjes uit een „muntmeter" (brandkast). (A. Aletrino: Handleiding bij de studie der crimineele anthropologie. 1904)
• Voor den Goochemerd (rechter van instructie) had hij dadelijk omgeslagen (bekend), maar voor het gemot (het gerecht) bleef hij alles ontkennen. Die gebefte Gajes (rechters) zouden hem niet lijmen. Maar zij deden het toch. Hij kreeg beis jantjes (2 jaar), daarbij kreeg hij nog kimmel jantjes (8 jaar) voor een krakie (inbraak), waarbij hij getracht had, eene muziekdoos (brandkast) te forceeren. Bij die gelegenheid was hij met nog een gabber zuur geslagen door een smeris (met een kameraad gesnapt door een politie-agent). Een derde vonnis had hij voor handelen in blauw laken van een blad (diefstal van lood van een dak). (C.M. Dekker: Schetsen uit de strafgevangenis. 1910)
• Maar des te opmerkelijker zooals de politieman daar nu en dan toch ook haast een ieder van de thuishoorders kende met naam en bijnaam, woonplaats, hoeveel jantjes opgeknapt voor dit en dat met dien en daar, en in al hun of haar schrikbarende intimiteiten. (M.J. Brusse: Het rosse leven en sterven van de Zandstraat. 1912)
• Als ze me nou grijpen, zitten er minstens 12 jantjes <-- jaartjes) voor mij op. zucht« de Schele. (Het volk, 10/08/1912)
Moeke scheen uitgeslepen voor tien en wist niet van doorslaan of versliegelen. Een poenbroekje had bij haar evenveel rechten als een doorgewinterde met de roode strepen van twintig jantjes op zijn mouw. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 2: Van Nes en Zeedijk. 1914)
• - A-je speibelt ... slaan ik je de beulingziekte!
- Kedin ... ik vang u op de klep van me pet óp, en je krijgt kimmel Jantjes! ... gierde hij tartend terug. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 3: Manus Peet. 1922)
• Zegt dus een der vrienden, dat Gerrit beis jantjes zal moeten opknappen, dan wil hij daarmede zeggen, dat de bedoelde voor twee jaar op's Rijks kosten zal gaan logeeren. (Rotterdamsch Nieuwsblad, 06/05/1925)
• Hij had vóór den Haagschen tijd en vóór het buitenlandsche zwerven, in Leeuwarden heit jantjes achter den rug: kraak met braak toch zonder verschut. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 4: Mooie Karel. 1925)
• En het is alleen de wetenschap, dat je na zooveel jan toch èens weer buiten de poort zult staan en dag zult wuiven tegen den sjotterik, die je uitlaat, die je d'r bovenop houdt. (Jan Campert: Die in het donker. 1934)
• (Enno Endt: Een taal van horen zeggen: Bargoens en andere ongeschreven sterke taal. 1969)
• Beis jantjes: twee jaar (gevangenisstraf); boet jantjes: vier jaar (gevangenisstraf). (Jan Oudenaarden: De terugkeer van Opoe Herfst. 1986)
• Ga wég... dát was me beste gawwer... meer as... as twintig jantjes geleje... bij Lammetje Sondag... (Sybren Pollet: De geboorte van een geest. 1974)
• 'Twee Jantjes' stond dus gelijk aan 2 jaar zitten. Aanwending van een populaire persoonsnaam als eufemistische (verzachtende) omschrijving van zoiets hoogst onplezierigs als een verblijf in de cel. (het Vrije Volk, 18/12/1989)
• Zwarte jantjes. Gevangenistaal voor strafjaren: 'Hij heeft vijf zwarte jantjes aan zijn kont hangen'. (Ton Spruijt: Johannes. Het groot Jannenboek. 2001) p 55