Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 05-09-2020

johannes

betekenis & definitie

(2005) (euf. of sch.) mannelijk geslachtsdeel. In de Duitse volkstaal bestaat de uitdrukking: 'An der Nase eines Mannes, erkennt man seinen Johannes.' Vgl. andere personificaties van de penis, zoals: Bello*, Frederik*, Jacques de Kliever, Jan (zonder handjes), Janus, Jodocus*; Joost* enz.

• Heb trouwens een klerehekel aan paupers die opscheppen over de afmetingen van hun Johannes. (https://forum.fok.nl, 04/08/2005)
• Johannes. Penis. ‘Schiet ik met me johannes op de stang van me fiets. Dat deed zéér. (Prisma miniwoordenboek. Drop je lyrics 3. 2008)
• (Heidi Aalbrecht & Pyter Wagenaar: Woordenboek van het Algemeen Onbeschaafd Nederlands. 2013)
• We waren nogal stevig aan het vrijen tot ik plots een scherpe pijn in mijn Johannes voelde. Ik keek naar beneden en... De rest kan je wel raden. (www.allesoverseks.be/verhalen, ongedateerd)