Wat is de betekenis van Moeke?

2024-04-19
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

moeke

(1914) (Barg.) logementsvrouw. • Terugkeerend van hun roof was het bachanaal begonnen bij Moeke in De Kuil, waar ze ook Corry heensjouwden, onder bedreigingen bewaakt en voortgestompt. In dát hol werd ze wellustprooi om beurten, van al de beestkerels, die zij in haar nog half dronken bezwijming, schrik en angst, niet meer wist te onders...

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Moeke

o., (kindert.) vleinaam voor moeder.

2024-04-19
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

moeke

logementsvrouw.

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

moeke

o.; verkl. van moe (kindertaal).

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

moeke

(‘moekə) o. Kindert. moedertje.

2024-04-19
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Moeke

Moeke o. verkleinvorm voor moe (in kindertaal).