Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 23-07-2021

ingang

betekenis & definitie

(1462) (euf.) vrouwelijk geslachtsdeel. Heestermans citeert Jan Van Mandeville: 'De reis van...'. Vgl. inkomen*.

• (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980)
• (Ton den Boon: Van andersbegaafd tot zwembandjes. 2008)
• Hij liet zijn eikel waar die hoorde, bij haar ingang, en zette zijn eigen knieën wat uit elkaar. (Juliet Hastings: Speelse onschuld. 2013)
• Ineens voelt ze nog maar één hand op haar billen en één tegen haar vagina-ingangetje die een vette eikel vasthoudt, voor haar ingang brengt en langzaam penetreert. (C.C. Steens: Korte erotische verhalen. Deel 5. 2013)
• Met mijn duim zoek ik haar strakke ingang, voorzichtig laat ik hem erin verdwijnen. (Jeroen van Inkel: Kortsluiting. 2014)
• Na een paar minuten verplaatst hij zijn geslacht weer naar de gebruikelijke ingang. (Heleen van Royen: Sexdagboek. 2018)