Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 29-07-2020

hand

betekenis & definitie

(19e eeuw) (kaartsp.) aantal kaarten dat een speler krijgt en in zijn hand heeft.

• De dertien kaarten, waarmede je moet bieden en spelen noem je: je spel of je hand. Ik ben nu „eerste hand”, omdat ik gegeven heb en daarom is Westine nu tweede hand, Nora derde hand en Ostine vierde hand. De meeste bridgers zijn gewoon het eerst de verdedigende waarde van hun hand te taxeren, om te beoordelen of zij al of niet mogen openen. (W.A.T. Schelfhout: Zo wordt u een goed bridger. 1937)