Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 08-07-2022

Ietsepietsje, ietsiepietsie

betekenis & definitie

(1958) (inf.) een heel klein beetje.

• Zij doen mij denken aan die beruchte leeuweriken-pastei, bereid uit leeuweriken en een ietsepietsje paardeviees, in de verhouding fifty-f ifty, dat wil zeggen één leeuwerik op één paard, en wat voor een ! een ouwe vildersknol. (Nico van Suchtelen: Verzamelde werken. Volume 7. 1958)
• ietsepietsie, znw. 't. Een heel klein beetje. || Doen d'r maar ’n ietsepietsie melk in. Vgl. ned. ietsje en zie ook pietsie. (Jan Pannekeet: Westfries woordenboek. 1984)
• Geen ietsepietsje, maar nietsepiets. (Remco Campert: Tot zoens. 1986)
• Misschien hier en daar in het verre verleden een te verwaarlozen ietsepietsje, maar er valt nu niets meer van te bespeuren. (Gerrit Komrij: Lof der simpelheid. 1988)
• Strikt genomen is de figuur van ma Heyman een ietsepietsje te royaal uitgevallen voor deze kleine ruimte. (Jos Vandeloo: De Vogelvrouw. 1993)
• Nou nee, laat ik zeggen: wordt de liefde niet een ietsie-pietsie onderhouden door bewondering? (Jos Brink: Made in Holland. Vrolijke verhalen. 1995)
• Met een ietsepietsje trotse poespas ging Lilan moeder voor de ingang van het grote gebouw tegemoet. (Lulu Wang: Het tedere kind. 1999)
• Ik moet voortaan een ietsiepietsie rode port in een fles doen… (Astrid van der Star: Van lief naar lef. 2007)
• Ja, wat moet je daarop zeggen. Tegen zo”n randfiguur die een ietsiepietsie langs het lijntje loopt. (Catalijn Claes: Boven alle vragen. 2009)
• Als ik straks weer ontzwangerd ben en dus vrij van katterige hormonen, sta ik misschien weer een ietsepietsie open voor ongevraagde meningen. (Erica van Dam: Open. Columns. 2011)
• Lieve Hella, wat een jelijle weer, maar ik hoop dat ik je een beetje heb kunnen vermaken met dit, ja toch wel met ’n ietsiepietsie venijn opgetekend verhaal. (Willem Nijholt: Met bonzend hart. Brieven aan Hella S. Haasse. 2011)
• Ik ben alleen een heel klein ietsiepietsie beetje bang straks met honderdduizend kilometer per uur tegen de Mont Blanc te slaan …. (Hanna Bervoets: Leuk zeg doei. 2011)
• De meneer van de bank heeft het ietsjepietsje risicovoller belegd dan verstandig was. (Astrid Harrewijn: Luchtkussen. 2011)
• Jerry werd als tweede geboren en volgens mijn moeder, altijd positief, was er toch een heel klein beetje ietsiepietsie zuurstofgebrek geweest. (Rob van Vuure: Stukjes spiegel. Je kijkt naar je zoon en je ziet jezelf. 2013)
• Maar zij verlangt juist een ietsiepietsie meer. (Catalijn Claes: Open einde. 2014)
• Als de jarretels op het bovenstuk zijn aangesloten komt het hele zaakje, van schouderbandjes tot kanten kousenboorden, door de werking van het elastiek onder zekere spanning te staan, zodat de beha nog dat ietsiepietsie strakker om de boezem getrokken wordt. (Bavo Claes: Vijftig. 2015)
• Dus... had ze dan niet een ietsjepietsje recht op wat meer info? (Renée Olsthoorn: De Franse slag. 2017)
• Ze mochten me toch wel een ietsiepietsie dankbaar zijn? (P.F. Thomése: Ik, J. Kessels. 2018)
• Je bent vandaag een ietselpietseltje wel erg in de war, hè Buskiepoep. (Jeroen Brouwers: Cliënt E. Busken. 2020)