Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 19-09-2022

Ier

betekenis & definitie

(17e eeuw, vero.) (inf.) onstuimig, onbesuisd kind of jong persoon. Het WNT citeert o.a. het kluchtspel "De Gôe Vrouw' (1686) van P. Bernagie: " ou ik lyden, dat onze Japik met een vent acht of tien Door myn huis liepen, als wilde ieren! En dat metter vuile pooten enz."

• ler: 'wildebras, levendige meid. Komt in omloop na de Tachtigjarige Oorlog, waarin de leren in het Staatse leger opvallen door hun gebrek aan civilisatie. In een kroniek uit die tijd heet het: „Sij ginghen half nakent, sonder hare schamelheyt anders dan met een kort linnen schortien te bedekken, alsoo dat se, ter aerden buckende, haest niets verborgen hielden; met onreynicheit in eten ende drincken waren sij meer beesten als menschen ghelijck." Het woord verdween in de loop van deze eeuw. (Het vrije volk, 12/03/1991)