Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 04-10-2020

kind

betekenis & definitie

(1988) (homotaal) koosnaam van homo's onderling. Ook: kindje. Kinderen slaat dan weer op iemands homoseksuele vrienden.

• Kind, al vele eeuwen een koosnaampje van homo's onderling. Oortman merkte ‘dat deselve personen in hun discours (aan het einde van de achttiende eeuw) elkander kind noemden, meestal twee aan twee zaten, elkander de knie streelden en den arm om het lijf hielden’. (Van der Meer, 1984:156). ‘God kind ik hen blij voor je, maar natuurlijk’, zei hij beledigd als een oude matrone. (Bijsterbosch, 1985:51). Ook kindje. Kindje, kindje, valt er eindelijk es een zonnestraal in je grauwe bestaan, en dan krijg je dit. (Van Manen, 1984). (Arendo Joustra: Homo-erotisch woordenboek. 1988)