1) (19e eeuw) (Vlaanderen, sch.) mep, klap, kaakslag; slaag. Syn.: rottingolie*.
• Klappen kregen in de volkstaal eveneens komische namen. Algemeen zegt men rottingolie, in Noord-Nederland, en vet, in Vlaanderen; men onderscheidt handgeld en voetgeld; Vondel (War. d. Dieren, nitg. v. Lennep-Unger, p. 19, vs. 14) gebruikt stokkenbrood, en Breero (Symen, vs. 372) ‘stockvis, met vuystloock overgoten’. Ook de strop werd zoo tot een hennipe venster (Koe, vs. 8). (Taal en Letteren. Jaargang 2. 1892)
• Handgeld, znw., o. - Schertsend voor Slagen met de hand. Iemand handgeld geven. Vrglk. Voetgeld. (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. 1900)
• Voor een kaakslag vermelden wij er '87, tegen De Vriese 37: Accent-circonflèxe, appeltaarte, astje, astikotje, atoe,' avoes ; blafte, bonkske; cerone; das, draai, drevel; ei ; flabbe, fiere, flijnke, flirre, flitter; garla, gerla of girla; haberdas, handfeeste, handgeld, harde, hoofdftakke, hoolhuizeke ; kaaksmete, kane, kastaander, kegel, kèze, kinnebákslag, klak, klets, kokarde, klynke, klop; lap, lek, lichter, lijnke, luinker ; mespel, moes, mokhijt, · mokke, mossel, mot, muilpere, muke; oester, olienootje, oorklijnke, oorvage ; pardaf, pataat, paté, petater, pere, pille, pieze, plak, plamaaster, plets, puuste, poets ; 'silderee, smete, smoelpere, smoes, spekke, souftette; taarte, taat, tare, tootse, titabaaster, trek ; vage, vivelamoer, vijge, vleitje, vreeuw; wafel, warmappel, wentel, wimbol; zaadje. (Oostvlaamsche Zanten, april-mei-juni 1944)
• ... een schudding, roffeling, priegel, pees (Zn.), ros, saus (Zn.), ribbesmeer, kneukelolie, handgeld (Zn.), ... (Ludovicus Brouwers: Het juiste woord. 1965)
• (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1974)
2) (1904) (prost.) idem als handgift*.
• (Onze Taal. Jaargang 79. 2010, jargon van betaalde seks)