Wat is de betekenis van handgeld?

2023-05-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2023)

handgeld

1) (19e eeuw) (Vlaanderen, sch.) mep, klap, kaakslag; slaag. Syn.: rottingolie*. • Handgeld, znw., o. - Schertsend voor Slagen met de hand. Iemand handgeld geven. Vrglk. Voetgeld. (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. 1900) • Voor een kaakslag vermelden wij er '87, tegen De Vriese 37: Accent...

Lees verder

Direct toegang tot alle 18 resultaten over handgeld?

Word nu vriend van Ensie
2023-05-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

handgeld

handgeld - Zelfstandignaamwoord 1. (handel) geld dat de koper van een roerend goed geeft aan de verkoper voordat hij het goed heeft ontvangen meestal betaald bij het afsluiten van een transactie 2. (handel) een niet officieel vastgelegde transactie (met zwartgeld) Advocaat Bram Moszkowicz, die door de rech...

Lees verder
2023-05-29
Woordenboek Van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

handgeld

eigenlijk ‘aanbetaling’ maar vaak ook met een minder eerzame betekenis, namelijk steekpenningen. Van Dale geeft als vierde betekenis: zwart geld. Het woord duikt meestal op in een context van omkoperij. Kabila heeft alleen een concessie in het vooruitzicht gesteld aan AMF, waarvoor hij een flink handgeld opstreek zodat hij zijn opmars kon voortzett...

Lees verder
2023-05-29
Financieel woordenboek

Frits Conijn & R.M. van Poll (2003)

handgeld

handgeld - Geld dat men iemand geeft als een soort onderpand bij het aangaan van een overeenkomst.

2023-05-29
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Handgeld

ook wel: handgift, bedrag dat betaald wordt als bevestiging van het tot stand komen van een overeenkomst. Het wordt verrekend bij de definitieve vereffening van de ontstane schuld.

2023-05-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Handgeld

s.n., hânjild (it), hantjild (it).

2023-05-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Handgeld

o. (-en), 1. geld dat men iem. op hand geeft, als een soort onderpand bij het aangaan van een overeenkomst; (inz.) premie voor hen die vrijwillig dienst nemen bij het leger of de marine ; 2. het eerste geld dat een (straat)koopman op de dag ontvangt; 3. (Zuidn.) (scherts.) handgeld krijgen (of geven), een. slag met de hand, een pak...

Lees verder
2023-05-29
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Handgeld

zie Godspenning.

2023-05-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

handgeld

o. (1 mil. geld, dat iem. bij het aanvaarden van de verplichting tot krijgsdienst [op de hand] ontvangt; premie; 2 eerste geld, dat een koopman, marktventer, neringdoende op de dag ontvangt; 3 Z.-N. slaag): 1. verhoogd handgeld; 2. geef mij eens handgeld; 3. handgeld krijgen; zie gift.

Lees verder
2023-05-29
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Handgeld

Handgeld - vroeger, vooral onder vrijwillig dienende militairen van lageren rang, gebruikelijke term voor dienstpremie. Het was een som gelds, welke het dienstnemen als vrijwillig soldaat in tijden, dat het legerbestuur op deze menschen prijs stelde, moest aanmoedigen. Deze was grooter, naarmate de aanwerving omvangrijker moest zijn. Zoo werd bijv....

Lees verder
2023-05-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

handgeld

('hard) o. (-en) geld dat men in of op de hand krijgt nl. 1. geld ter gelegenheid van het sluiten van een overeenkomst door een partij aan de andere gegeven. 2. eerste geld dat een koopman of kramer op de dag ontvangt : geef mij eens -.

Lees verder
2023-05-29
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Handgeld

Handgeld - 1) zie GODSPENNING. — 2) een som gelds, die betaald wordt aan militairen, die zich vrijwillig bij het leger verbinden. Waar thans de legers voor het meerendeel uit reserve, militie, landweer en landstorm bestaan, wordt het handgeld slechts in beperkte mate toegekend. Vroeger heette het loop- of aanzetsgeld.

2023-05-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

handgeld

o. (-en), 1. godspenning, geld dat men iemand op hand geeft, als een soort onderpand bij het aangaan van een overeenkomst; m.n. premie voor hen die vrijwillig dienst nemen bij leger of marine; 2. het eerste geld dat een (straat)koopman of taxichauffeur op de dag ontvangt.

2023-05-29
Handelslexicon

J. Hagers (1910)

Handgeld

Handgeld - het eerste geld, dat een kramer of venter op zekeren dag ontvangt. Ook een zekere som gelds, meestal een rond bedrag, dat vooruit wordt betaald bij het aangaan van een overeenkomst en dat dan later al of niet van het overeengekomen bedrag wordt afgetrokken.

2023-05-29
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Handgeld

premie welke wordt uitbetaald aan personen die dienstnemen bij leger of vloot; ook naam van den godspenning aan nieuw in dienst genomen dienstboden; eindelijk de eerste ontvangst op een dag van een venter, kramer enz., ook wel handgift geheeten.

2023-05-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Handgeld

HANDGELD, o. (-en), geld dat men iem. op hand geeft, als onderpand in de hand betaalt; (inz.) premie voor hen, die vrijwillig dienst nemen bij het leger of de marine, — het eerste geld dat een straatkoopman op den dag ontvangt; — (Zuidn.) (scherts.) handgeld krijgen (of geven), een slag met de hand, een pak ransel ontvangen (of geven).

Lees verder
2023-05-29
Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Handgeld

Handgeld, noemt men gewoonlijk het bedrag, dat aan vrijwilligers voor de militaire dienst bij het aangaan hunner verbindtenis terstond wordt uitbetaald. Het is dikwijls lokspijs voor ligtzinnigen. — Iets dergelijks is de hand- of godspenning, welke aan dienstboden wordt gegeven, ten teeken dat zij zich verbonden hebben, om op een bepaalden tijd in...

Lees verder
2023-05-29
Zeemans woordenboek

Jacob van Lennep (1865)

Handgeld

z.n.o. - Som, die aan de zeelieden op Hand gegeven wordt en waarvoor zy zich verbinden, mede te varen.