Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 17-12-2020

druiper

betekenis & definitie

(16e eeuw) (inf.) geslachtsziekte. Het WNT citeert ‘Kackadoris. Een Tafelspel van Meester Kackadoris, ende een Doofwijf met Ayeren. (1596)’ en ‘Battus. Handboeck der Chirurgijen. (1597)’. Vgl. Frans: ‘chaude-pisse’; Engels: ‘the clap’; Duits: ‘Tripper’.

• Wanneer een Druipert te vroeg werd opgestopt, zoo moet de besmettelijke stoffe in het lighaam blyven, het welk of door water-vaten, ofte bloed-vaten elders vervoerd werd, en vast blijft zitten: het welke van deze Voorstanders na de Ballen diend te loopen; en alzoo het zeker is, dat deze Ballen uit een menigte draden ofte zaad-buisjes, die wonderlijk door malkanderen gekrinkeld leggen, gemaakt zijn, moet het ook zijn, dat zy komen te verstoppen: zoo hier nu een verstoppinge is, zoo blijft het verstopte vogt staan, en alzoo het geduirig vloeibaar moet zijn, en snel voortloopen: zoo moeten zy van het van agteren aan vloeijende vogt, voortgeperst en voortgestooten werden: en, dit is dan d’ oorzaak dat de vaatjes moeten uitzetten, (als een blaas met water of logt opgevuld, veel grooter en ruimer is, dan in zijn gewoonlijke stand) en de Bal of Ballen grooter werden: welke grootte na proportie van de grootere ofte kleindere verstoppinge, ook grooter of kleinder, en min of meer pijnlijk is. (Steven Blankaart: Een nette verhandeling van de leger-ziekten, als mede van de scheeps-ziekten. 1703)
• Bij tante Soor, bij ’t tusschenschotraam, lagen er vier op ’n matras, hadden ze Stella van Grompel en Jacob moeten wegnemen, was de armendokter ’r aan te pas gekomen—de dokter—de dokters die wisten dat ’t gebeurde—dat ’t gebeurd wàs dat zusjes ’n druiper kregen van ’n vroeg-rijp broertje—dat ’t zoo zéldzaam niet was—àls ’t uitlekte. (Herman Heijermans: Diamantstad. Tweede druk. 1906)
• ‘n Ordinaire druiper, maar hoe zou hij daar gotverdomme aan gekomen zijn. (Jan Cremer: Ik Jan Cremer. 1964)
• Maar door het geval met haar man wierd ik ook bang. Maar ik kon mijn bezoekjes niet laten. Totdat ik het terdege ondervond; want ik kreeg zo'n fermante druipert, dat ik zo mager wierd als een hout. (Anoniem: Ongelukkige levensbeschrijving van een Amsterdammer. 1965)
• Twee dagen later had ik een lekkere druiper van haar opgelopen. (Haring Arie: Een leven aan de Amsterdamse zelfkant. 1968)
• Ik mag lijden dat je een druiper oploopt bij die zakelijke relatie van je.... (Johan Fabricius: Voorrijden, mevrouw. 1969)
• Er groeide bijgelovige vrees in hem dat die oogkwaal nog iets met de druiper te maken kon hebben … (Theun de Vries: Vincent in Den Haag. 1972)
• Honger en schurft en reumatiek en een druiper - dat is wat je voor me over hebt. (Olaf J. de Landell: Het bloeien van de porselein-boom. 1974)
• Ik bracht Langers op de hoogte van mijn pijnlijk ervaren. ‘Een druiper,’ zei hij, ‘dat is kinderspel.’ (Marnix Gijsen: Verzameld werk. 1977)
• Arme Tijger, die echt alles opliep, al wees hij maar naar iemand... Ik, ja, twee of drie keer een druipertje, maar hij, Tijger... alleen al van iemand opbellen had hij het ook... platjes, alles... tot twee keer een begin van syfilis toe, de arme jongen... (Gerard Reve: Oud en eenzaam. 1978)
• Die Serge toch. Hopen dat hij geen druiper krijgt. Laatst al platjes. (Maartje Luccioni: Het dubbele gelijk. 1980)
• Mijn eerste druiper kreeg ik keurig op mijn achttiende van een lang, zacht meisje dat zelfs in het maanlicht op haar warme zolderkamertje nog bruin was van de grote vakantie in Zuid-Frankrijk. (Kees van Kooten: Veertig. 1982)
• Het had ruim een etmaal gekost om er via lichtekooien, en misschien ten koste van een druiper, achter te komen dat Paolo ondertussen naar Livorno verhuisd was. (Ben Borgart: Fontana. 1988)
• Het lijkt mij heel rationeel dat als je bang bent voor een harde sjanker of een druiper je misschien aan wat verminderd bedbezoek moet gaan denken. (Boudewijn Büch: Het bedrog. 1993)
• Vroeger heb ik nog wel eens druipers en platjes opgelopen, al die shit. (Mark Verver: Ik heb nergens spijt van. Het leven van Dikke Denis. 2008)
• Nee joh, vooral geen condoom gebruiken, lachen zo’n druiper. (Dan maak je maar zin. De beste verhalen uit Linda. Over seks en relaties. 2014)
• Later op die avond ging een onderofficier over haar heen, en die liep een druiper op. (Hylke Speerstra: Op klompen door de dessa. Indiëgangers vertellen. 2015)
• Een andere bacteriële geslachtsziekte is gonorroe. Die veroorzaakt bij een man dat de pus uit zijn penis druipt, zodat er ook wel gesproken wordt van een ´druiper’. (Lotte Hendrickx: Seks, een en al seks. 2019)