Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 19-05-2020

chocoladehoer

betekenis & definitie

(1936) (< Dui. Chocolademädchen) (ook: chocoladesnol) (inf.) veile vrouw die geen beroepsprostituée is. Ze doet het niet voor de poen maar voor het plezier. Het woord werd destijds opgenomen in de Grote Nederlandse Larousse Encyclopedie.

• Voor de deuropening, even buiten de lichtkring van de lamp, stonden twee vrouwen — ik identificeerde ze gemakkelijk, meende ze zelfs van gezicht te herkennen, — die overdag het beroep uitoefenden van cafémeid, 's avonds van chocoladesnolletje, en 's nachts van hoer bij tante Janus: dienaressen derhalve in gelijke mate van de goden Bacchos, Eroos, Priapos (en Morpheus in de ochtenduren). (H. Marsman & Simon Vestdijk: Heden ik, morgen gij. 1936)
• Een heel anders gerichte verrassing kwam van het woord chocoladehoer zijnde een prostituee die dit bedrijf niet als beroep uitoefent. Maar hoe kan het nou een bedrijf zijn als het om chocolade begonnen is. Overigens de misschien weer eens te keurige Grote Van Dale heeft van het woord geen weet. (Leeuwarder Courant, 20/05/1974, over de nieuwe Nederlandse Larousse)
• ... een syf zag je niet meer, en gonorrhoe alleen bij chocoladesnolletjes, die zich toch niet lieten behandelen... (Simon Vestdijk: De dokter en het lichte meisje. 1979)
• ... dat waren de chocoladesnolletjes, zo werden ze genoemd, een onbegrijpelijke naam, en die kinderen waren juist het gevaarlijkst, omdat ze zich niet lieten behandelen en er gewoon mee door bleven lopen. (Simon Vestdijk: De vrije vogel en zijn kooien. 1981)
• In de Vlaamse soldatentaal (WO I) bestond de term ‘Chocolademädchen’: na de oorlog gebruikt door de Belgische soldaten in bezet Duitsland en overgenomen uit het Duits, voor een meisje dat zich met chocolade liet verleiden tot geslachtsgemeenschap. (Tony R. De Bruyne: Soldatentaal 1914-1918. Uitg. 1994)
• De werelden van dokter en van hoer leveren ons de volgende woorden die Van Dale niet geeft: bus (ziekenfonds), pong (verdiend geld), drel (del) en chocoladesnolletje. (Hugo Brandt Corstius & Maarten ’t Hart: Het gebergte: de tweeënvijftig romans van S. Vestdijk. 1996)
• Snel bracht ik het gesprek weer op de Pakistaanse meisjes en ik begon Voornaam Naam from Denmark een beetje uit te dagen om zich met een van die Tandori-chocoladehoertjes te diverteren, of desnoods met een meisje uit de profliga. (Ronald Giphart: De voorzitter. 1999)
• 'Rotneger,' gilde Ledur, 'chocoladehoer! Ik ga je aanklagen, jou en je pederast Roland!' (Bob Mendes: Dag van schaamte. 2009)
• Ze schold haar uit voor chocoladehoer en bereikte daarmee het omgekeerde effect. (Philip Van den Bossche: Bedrieg mij. 2012)