Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2023)

Gepubliceerd op 01-09-2021

ben je ziek, zwak en misselijk?

betekenis & definitie

(1976) (sch.) vraag aan iem. die bleek ziet of zich niet lekker zegt te voelen.’ Er bestaat ook een sms-letterwoord voor: ZZEM.

• Om een voorbeeld uit het boek te lenen: je moet je zo kunnen losmaken van jezelf dat je geniet van de woeste achtbaanrit waar je vroeger alleen maar ziek, zwak en misselijk van werd. (Delta, 22/03/2001)
• Migranten kregen de sociale zekerheid op een presenteerblaadje aangeboden. Als Nederlands leren niet nodig was, en zelfs werken niet, dan word je niet gestimuleerd je eigen weg te zoeken. Had je pijn in de rug, dan regelde een welzijnswerker de gang naar de WAO. Gastarbeiders, en later hun kinderen, zijn benaderd vanuit een beeld van ziek, zwak en misselijk, terwijl het juist vaak ging om mensen die het nodige lef en de avontuurzin hadden om de stap naar een ander land te maken. (de Groene Amsterdammer, 12/10/2002)
• Werknemers aan wie hoge eisen worden gesteld, zijn twintig procent vaker ziek, zwak en misselijk dan collega's die minder hoeven te presteren. (Intermediair, 13/02/2003)
• Een gevolg van de onvermijdelijke bezuinigingen, maar vooral van de grote nadruk op doorstroming, een van de speerpunten van de nieuwe wet Werk en Bijstand. ,,Bij ons werkt een groep mensen uit de onderkant van de kaartenbak. Ze willen wel werken, maar zijn ziek, zwak en misselijk.'' (NRC Handesblad, 11/07/2003)