Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 17-01-2021

aso

betekenis & definitie

1. (1980+) (scheldw.) iemand die zich asociaal gedraagt. Vgl. Tokkie*.

• (Jan Kuitenbrouwer: Turbotaal. Van Socio-babble tot yuppie-speak. 1987)
• (Marc Hofkamp & Wim Westerman: Aso’s, bigi’s, Crimi’s. Jongerentaalwoordenboek. 1989)
• Aso: denigrerende term voor zelfzuchtig type. Voluit: a-sociaal. Jeugdtaal uit de tweede helft van de jaren '80. Niet echt aangeslagen. (het Vrije Volk, 25/09/1989)
Eikel, klootzak, debiel, aso en het simpele ‘lul’ zijn wel de meest bekende adjectieven, die de taxichauffeur elke dag wel een paar keer naar zijn hoofd geslingerd krijgt. (Nieuwe Revu, 12/07/1990)
• Een onnozel groepje van een man of tien in een halve kring. Van die softe types en halve aso”s, een paar Indo”s en Suri”s erbij. (Hans Sahar: Zoveel lief-de. 1996)
• Zit in Rome en word dertig tot veertig keer per dag aangeklampt door een Italiaanse Tokkie. Een dikke aso die beleefd om een aalmoes vraagt. (Youp van 't Hek in NRC Handelsblad, 23/10/2004)
• Ze was mishandeld! Doodordinair door de een of andere aso toegetakeld. (Rascha Peper: Vossenblond. 2011)
• Welke aso pist er nou over andermans fiets heen? (Welmoed Barendsen: Sjaars. Belevenissen van een eerstejaars student. 2012)
• De Volewijckers? Ach nee zeg, dat is een club voor aso’s geworden. En over aso’s gesproken, de meester moet niet zeggen dat zij aso zijn als ze een an-der niet mee laten lezen in hun leerboek, omdat er daar toevallig te weinig van zijn. (Jan Donkers: Zo dicht bij Amsterdam. 1997. 7e herziene druk. 2013)
• Hij kon overkomen als een aso, maar ik had nog nooit een vriendje gehad dat zoveel van me hield. (Renee Kelder: De parttime-junkie. 2014)
• (Bindervoet & Henkes: Dat boek met die kuttitel. Schelden en vloeken in het Nederlands. 2015)
• Zoals in de documentaire De Magneet van Hans Polak te zien is, voelden de mensen uit deze buurt zich slachtoffers van de maatschappij. Ze werden ‘aso’s’ genoemd, vertellen ze in de documentaire, en ja, dan begonnen ze zich ook maar als aso’s te gedragen. (Jannah Loontjens: Roaring nineties. 2016)
• Ik viel daar dus best wel op in mijn lichtgrijze sportkleding en de mensen keken me aan alsof ik een verdwaalde aso was. (Def P: Heen e… Onweer. 2020)

2. (1980+) (inf.) (van gedrag) asociaal.

• Heerlijk lekker aso doen op een plek waar niemand je kent en waar je toch nooit terugkomt. (Yoeri Kievits: Rotterdam Hooligan. Leven met en sterven voor Feyenoord. 2012)
• ‘Je moet je aso kinderen opvoeden,’ werd haar al toegeschreeuwd. (Patricia F. Wessels: De wensdagen. Een jeugd in de Jordaan. 2016)