Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 14-10-2020

klootzak

betekenis & definitie

1) (1918) (scheldw.) misselijk persoon; rotzak. Bij Teirlinck (gewestelijk) ook in de zin van bedrieger en plager. Betekent eigenlijk: balzak, scrotum. In geschriften uit 1644 verwijzen ‘clooten’ en ‘klootsack’ ondubbelzinnig naar het mannelijk lichaamsdeel. De ontwikkeling tot scheldwoord en krachtterm is een vrij recent verschijnsel. Dankzij kroeg, kazerne en voetbaltribune doken er een aantal varianten op: klojo*; klojang*; kloothommel* en klotenklapper*. Verwijzingen naar het mannelijk geslachtsdeel (zoals bijv. eikel; klootzak; lul; zak enz.) ontbreken volkomen in landen zoals Duitsland en Spanje. In Duitsland is de anale zone dan weer erg populair bij het schelden (Arschloch; Arsch; Affenarsch enz.). Eén en ander wordt uitgebreider uit de doeken gedaan in het juninummer 2004 van Onze Taal.
Toen in 1976 een lid van de Kommunistische Eenheidspartij Nederland (KEN) Hans Wiegel tijdens een verkiezingsbijeenkomst plotseling uitschold voor ‘klootzak’ volgde het laconieke antwoord: ‘Fijn dat u zich even voorstelt! Mijn naam is Hans Wiegel.’

• Hij had gerust mogen wagen: ‘ouwe hoeren,’ of zelfs het onaesthetiese ‘zijken’.... ‘Schaapskop’ zeiden we nooit tegen mekaar. Dat lieten we aan ouwerwetse dorpsschoolmeesters en knappe vertalers over. Wij zeiden:‘kaffer,’ of ‘boerelul,’ al naar onze stemming. En als Pépin van Tirloir zegt: ‘C'con là!’ dan is De Rosa's vertaling: ‘Wat'n mispunt!’ mijlenver abuis. Dat moet zijn, eerlik: ‘klootzak!’ kort en krachtig. Netjes is dat woord niet, maar ‘con’.,., dat is ook niet flauw, wat? (De Nieuwe Stem. Algemeen onafhankelijk maandblad der jongeren. 1918-1919)
• Waarom wasse we dan geen klootzakken dat we maar acht uren werkten? (Jef Last: Zuiderzee. 1934)
• Tenslotte, maar dit is als zeer persoonlijke reactie: die Charles de Blécourt is wel je vrouwenverleider, hè, en bijgevolg ergens een hevige klootzak. (E. du Perron: Brieven aan Marsman. In: Libertinage. Jaargang 1. 1948)
• Ik ben een klootzak, een klootzak. (W.F. Hermans: Ik heb altijd gelijk. 1951)
• Ga een jaar lang in de rij staan, klootzak! (W.F. Hermans: Paranoia. 1953)
• ... ik maakte de politie hels, en de kinderrechter schold ik uit voor klootzak. (Jan Cremer: Ik Jan Cremer. 1964)
• Ik sla die klootzak zijn hersens in als hij me nog eens aanraakt. (Jan Wolkers: Terug naar Oegstgeest. 1965)
• Die God van hem dat was een machteloze klootzak. (Jan Wolkers: De hond met de blauwe tong. 1966)
• Zeg ‘s, jij niet Frans spreken? Jij nog gorilla, hè?... Wat dan spreek jij, zeg! Apetaal? Mabillia? Jij klootzak? Zo uit de bush! Helemaal klootzak! (L. F. Celine: Reis naar het einde van de nacht. Vertaling E. Y. Kummer. 1968)
• Amerikanen zijn zeikers, nooit heb ik van die supersonische klootzakken meegemaakt. (Paul A. Wilking: De roerige wereld van Pistolen Paul. 1968)
• Laat jij je nu ook al beïnvloeden door de leuterpraat van dat stel bijgelovige klootzakken? (Jacob Zwaan: Soldaat in Indië. 1969)
• Kelners zijn klootzakken. (Jan Arends: Ik had een strohoed en een wandelstok. 1974)
• En ik roep door het raam: ‘Jullie zijn allemaal klootzakken, een hele troep klootzakken!’ (Albert Mol: Het doek viel te vroeg. 1977)
• De wereld wordt al veel te veel door klootzakken bemand. (Robert Long: Tolerant. 1979)
• ‘Klootzak, ik ben toch vegetariër, had mij dat eerder gezegd, nu heb ik mede de dood van een larfje op mijn geweten.’ (Maarten Biesheuvel: Reis door mijn kamer. 1984)
• "Poëzie", sta ik te beweren
tegen een paar ongelovige klootzakken
in wandeltoilet, "komt niet uit de lucht vallen."
En ineens zeg komt er, je zou het
poëtiseren kunnen noemen, poëzie
uit de lucht vallen.
Gelukkig dat niemand het zag verder. (C. B. Vaandrager (1935-1992)
• Nee, ik wil winnen omdat ik dan pas mijn gram op die klootzakken heb gehaald. (Nieuwe Revu, 13/06/1991)
• Er zitten een boel klootzakken tussen de junken, ze verlinken je om niks. (de Groene Amsterdammer, 18/01/1995)
• Fuck off, klootzak! (Herman Brusselmans: Ex-drummer. 1998)
De jongen ontploft. “Klootzak.” (HP/ De Tijd, 11/04/2003)

2) (W.O. I) (Vlaanderen, sold.) kabelballon. Vanwege het uitzicht (als een penis in erectie) ook wel 'Das Mädchens Traum' genoemd.

• (Tony R. De Bruyne: Soldatentaal 1914-1918. 1994)

3) (17e eeuw) (plat) balzak.

• Scrotum, de klootzak, klósborzeken. (Lodewijk Meijer: L. Meijers Woordenschat. 1669)
• Scrotum … B. Het kloot-zakje, bal-zak. (S. Blancardus: Lexicon Medicum renovatum, in quo totius artis Medicae termini usitati, dilucide et breviter exponuntur. Hisce adjungitur Belgica, Germanica, Gallica, Anglica etc. interpretatio. Editio novissima. 1735)
• Met een woord moet ik hier evenwel aanmerken, dat men dezelve noemt de koker, balzak, de klootzak, de mannelijke roede, zwengel enz. Het uur, de jadders of elders, de melkborsten en prammen der Koeijen vereischen hier een nadere beschrijving. (J. le Francq: Natuurlyke historie van Holland. Deel 5. 1805)
• Ik maakte z’n boerenpastoorskleed los en haalde de lul tevoorschijn. Sjonge, om een boerenbisschop mee van z’n paard te slaan! Ik woog de klootzak in me hand en zei: Je merkt meteen dat je een eerwaarde bent, want alleen deze hebben zo’n monsterkanon van Kutstad tussen de benen. (Louis Paul Boon: Mieke Maaike’s obscene jeugd. 1972)
• Ik heb nog nooit iemand zo hard in zijn klootzak geschopt zien worden als die bijdehante eigenaar die er ‘dreigend’ voor staat. (Yoeri Kievits: Rotterdam Hooligan. Leven met en sterven voor Feyenoord. 2012)