Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 19-02-2021

als de pieten

betekenis & definitie

(1965) (inf.) in hoge mate; erg veel. Syn.: als een deur*; als de godverdomme*; als de klere*; als de neten; als de pest*; als de pip*; als de pleuris*; als de pokken*; als de tering*; als de tyfus*; als de zenuwen*; als de ziekte*.

• Verdomme. Ik zuip me te pletter. Hoe lang kan een mens tegen drank, Albert? Ik ben moe als de pieten. (Rudolf Geel: De weerspannige naaktschrijver. 1965)
• "Dus het lekt?"
"Als de pieten. Het water schijnt tussen de ijzeren wand en het cement naar boven te komen. Je kunt van binnen niet bij het lek, natuurlijk. Je weet niet eens, waar het ergens zit." (Willy van der Heide: Dick Boei en de Bermbandieten. 1968)
• ... zo scheel keek als de pieten.(Jan Wolkers: De Walgvogel. 1974)
• Ze kan hele tijden absoluut onvindbaar zijn, ze is dan natuurlijk wel ergens, maar voor degenen die het niet snappen is ze nergens, en daar heeft ze een geweldige hekel aan, aan al dat gevraag dan, ze wordt er zo kribbig van als de... kom... als de...’
‘Als de pieten,’ zei Loog, die bezorgd toeluisterde. (Willem Brakman: De oorveeg. 1984)
• Nee, nee, jawel, dat denk je, maar je vergist je hoor, ik ben zo hetero als de pieten. (Robert Anker: Een soort Engeland. 2003)
• Toen ik zwanger was van Jesse en Daniel was ik ook zo labiel als de pieten. (Heleen van Royen: Godin van de jacht. 2003)
• ‘Die pestdweilen zijn als de pieten zo vies!’ gilde mevrouw Deelsnijder. (Anton Valens: Dweiloorlog. 2008)
• Het stonk daar als de pieten want ze lieten de kat daar piesen. (Raoul Serrée: De Wallen in de jaren '60. Verhalen van prostituees, penoze en de postbode. 2015)