Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 08-07-2020

geel

betekenis & definitie

(1926) (Barg.) goud: Er was veel geel in de poet.'

• Geel aan het lijf hebben, goud bij zich hebben. (Tijdschrift voor Nederlandsche taal- en letterkunde. 1926)
• (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937)
• (Hans Heestermans & Ditte Simons: Mokums woordenboek. 2014)