(1990) (inf.) heel erg, in hoge mate. Syn.: als de pest*.
• "Er moet iets aan worden gedaan, anders is het korps binnen vijfjaar zo corrupt als de pestpokken," aldus Niesink. (Nieuwsblad van het Noorden, 26/05/1990)
• Het waren gewone houten vloeren. Stinken als de pestpokken natuurlijk, want het waterslot van de riolering was eraf. (Jurrien Dekker & Bas Senstius: De tafel van Spruit. Een multiculturele safari in Rotterdam. 2001)
• Het zijn criminelen. Ik doe er zaken mee, maar ze zijn zo onbetrouwbaar als de pestpokken. (Roel Janssen: De tiende vrouw. 2009)