Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 04-08-2023

akwaviva

betekenis & definitie

(1881) (< Lat. aqua vitae, levenswater) (Gent, inf.) borrel.

• Ziehier hoe dit blad opgeeft, dat men te Gent een glaasje “kort nat” in de ge-wone taal bestempelt: Een borrel, Een tiet, Een klare, Een akwaviva, Een bak, Een harte (harde), Een slijmsnijer, Een scherreweg, Een sampampel, Een snaps. (Noord en Zuid. 1881)
• (Lodewijk De Vriese: Gentsche Spreekwoorden en Spreekwijzen. 3e herziene uitgave. 1907) p. 26
• Voor een borrel bevat onze lijst 80 benamingen tegen 21 bij De Vriese (oude en nieuwe te zamen): Akwaviva, afzetterke, artevelde, actie; bak, baviaan, bij-terke, billenbijter, bobijntje; chasse-calé, champetter; dreupel; ei; fixe en avant; gaai, gans, garde champetter, gendarm, glazen boterham, glazeke van assu-rantie, goeie, goutte; hard ei, halve scheut, hertepijne, nen Hoorebeke, hes-senpikker; kegel, kèwe, klal'e, ko, koele, kooldrager, kwak, kwek, kwakkel, kwi-atus, kelkske, kriekske, kerelleke; lampioentje, lanteernke, Jantje, lappe-tsanne, lepel, loeze ; maagzetterke, maatje, martiko, mamme, metserscognac; nijperke; oliepille; ramenast, ratakwak ; pekelharing van 3 sens; sampampel, scheute, schietuit, schiedam, sédentaire, schrapnel; scheerweg, slaapmutse-ke, slijmsnijerke, siijmstekker, snaps, stokersmastelle; tiet, tsille, twisdrijver ; uitlooperke; vicares, viterke, eene van vijve; wittenbuik; eene van zesse; zier-ke, zeupe, zuivere. (Oostvlaamsche Zanten, april-mei-juni 1944)
• (Dr. C.G.N. De Vooys: Verzamelde taalkundige opstellen. Deel III. 1947) p. 233