Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 18-02-2023

lat

betekenis & definitie

1) (19e eeuw) (sold.) sabel. Ook wel: lange lat.

• Daarbij werd men sierlijk gekleed en door iedereen geëerbiedigd, bijzonder wanneer men zijne sabel, zijne lat, aanhad. (Domien Sleeckx: Op 't Eksterlaar. 1863)
• (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. 1900)
• En daar trekke ze bij God d’r latte! En ’n gedrang dad-je geen voet ken verzette. (Herman Heijermans: Diamantstad. Tweede druk. 1906)
• Lat, lange lat: sabel, lange sabel. (Jac. van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. Deel II. De sociologische structuur onzer taal II. 1914 Soldatentaal)
• In en ook buiten de kazerne is “spuit" voor geweer algemeen bekend (te Amsterdam en elders beteekent het woord ook parapluie); minder populair is „potlood". De sabel heet ook wel „lat", een korte sabel „kaasmes" de schako „brandemmertje" ook wel „keep" (Fr. képi), de pluim (pompon) „scheerkwast", de partroontasch „pierenbak", een looden kogel een „blauwe boon". (de Sumatra Post, 17/12/1914)
• Een paar aanhalingen: een opperofficier is een goudvink, een kapitein een kappie, een benzineluitenant een officier, die door het aanbrengen van een motorrijwiel zonder slag of stoot tot zijn militairen rang is gekomen. Een adjudant heet een stip, een sergeant-majoor een dubbelgestreepte, een korporaal een brigges, een sabel een lat, een medaille een blikkie. (Bredasche courant, 28/06/1918)
• Vooral wanneer het oogenblik gekomen was, waarop „’t paardevolk” het commando kreeg, met de bloote „latten” een charge uit te voeren, teneinde de door de oproerlingen versperde straten schoon te vegen. (A. Mineur: Echt Rotterdamsch! Schetsen uit straat- en volksleven der oude Maasstad. 1941)
• Ik besloot me op de vlakte te houden met de uitleg dat de bullepees een handwapen van de politie is. In vakkringen spreekt men van de lange lat. Je hebt ook een korte lat. Dat is een knuppeltje van rubber. (het Parool, 03/12/1996)
• (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)
• Mijn collega’s en ik waren ook vaak het doelwit. We kregen de meest smerige scheldwoorden naar onze hoofden geslingerd, scheldwoorden die door je ziel sneden. Ik heb met de lange lat klappen uitgedeeld, veel klappen zelfs, maar ook klappen ontvangen. (Klaas Wilting: Gevaar loert overal. 2021)

2) (1969) (inf.) mannelijk lid in erectie. Naar de lengte van het orgaan. 'Met een lat staan': een erectie hebben. 'Op de lat schuiven': copuleren, neuken.

• Dus geef haar een aframmeling met die lange lat van je. (Jan Cremer: Made in USA. 1969)
• … terwijl hij me op zijn knieën op zijn lat schoof. (Xaviera Hollander: De Happy Hooker. 1972)
• (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1974)
• (Enno Endt en Lieneke Frerichs: Bargoens Woordenboek. 1974)
• (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980)
• Als je een stijve lat kreeg moest je uittreden. (Jan Cremer: De Hunnen. III: Vrede. 1983)
• Wie heeft een stijve lat, die kruipt in mijn gat. (Prof. Dr. Stefan Lievens: Graffiti. Handschriften op muren en toiletten. 1984)
• (H. Mullebrouck: Vlaamse volkstaal. 1984)
Alle twee zo bloot als een pier, die gast met een lat van hier tot ginder. (Tom Lanoye: Alles moet weg. 1988)
• (Jack de Graef: Het Antwerps dialect van dezekestijd tot in de 21e eeuw. 1999. 11e druk)
• Met Diane ging het uit. Oom Baas dichtte het waarom: ‘Als de lat niet in het kutje spuit, de verkering is dan heel snel uit.’ (Peter Langendam: Morgen gebeurt het. 2007)
• Er viel wel meer glad te strijken; de man wipte wat hij maar voor de lat kon krijgen; jong, oud, vrouw of man. (Peter Langendam: Boeren, burgers & politici. 2010)
• Als ze plotseling de toiletpot trakteert op een halve liter ochtendurine, begint ze hard te lachen en laat ze mijn lul uit haar mond floepen. Als een boer met kiespijn grijns ik met haar mee terwijl ik langzaam met mijn hand het harde latje in het gelid probeer te houden. (Jeroen Guliker: Verborgen vrucht. 2011)
• En ik ram en ram en ram mijn harde lange lat snel en diep in en uit haar vagina en kom in onder twee minuten ranzig geil diep achterin haar vagina klaar. (C.C. Steens: Hoeren lopen. 2013)
• Schijnen gewillig en gedwee te zijn. Die duiken zo op je lat, in plaats van eroverheen. Goed neukvoer. (Harry Vaandrager: Koprot. 2013)
• Harold maakte een knikkende beweging, voor zover de stijve lat in zijn slokdarm dat toeliet, ten teken dat het okay was. (Eric Kollen: Jongenssprookjes. Deel 4. 2016)
• Ik ben dol op die lucht en bij het pijpen heb ik liever een penis die een uurtje of wat niet gewassen is, dan een fris gedouchte lat die nog geurt naar Dove of Rituals badschuim. (Lotte Hendrickx: Seks, een en al seks. 2019)

3) (1914) (meestal meerv.) (inf.) been.

• Jij,... jij komp slecht af in de wereld;... je bin te los in je lende!
- Ikke?... schrok Corry... Hei je oók een gebroke lat?... Daar verspelt me vader mee. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 2: Van Nes en Zeedijk. 1914)
• Se latte binne nie moei... maar ónse geroeste kakemente auk nie! (Israël Querido, De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 4: Mooie Karel. 1925 (zesde druk). 1924)
• Steek uit je lange latten Jap, Appie huppelt er wel naast. (Catalijn Claes: Zilveren zielen. 1978)
• (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Landen. 2020)

4) (19e eeuw) (spot.) mager persoon. Reeds bij Cornelissen en Vervliet (Idioticon van het Antwerpsch Dialect 1899-1906) en bij Boekenoogen.

• ‘Bespottelijk,’ dacht Pit. ‘Wat zagen ze in die lat zonder charme?’ (Cissy van Marxveldt: Een zomerzotheid. 1927)
• Jan Pommerans uit Nieuwerschans
O wat een spriet, wat een niet, wat een lat
Jan Pommerans uit Nieuwerschans
O wat een plank van een meid is dat. (George Hofmann & Frans Boogaert: Jan Pommerans uit Nieuwerschans. 1935)
• Maar ik laat me niet door zoo’n lat veraffronteeren. (De Vooys: Scheldnamen, spotnamen en vleinamen. Uit: Taalkundige opstellen. Deel III. 1941)
• ‘Ga jij zijn kop eens kammen,’ dolt een ander, die het door de zon verbrande, weerbarstige haar van ‘de lange lat’ bij ‘'n dot tabak’ vergelijkt. (Joris van den Bergh: Te midden der kampioenen. 1942)
• Wat me overigens opviel was dat ze nogal aftrek bij de mannen scheen te hebben, wat je van zo’n lat eigenlijk niet zou verwachten. (Simon Vestdijk: Een Alpenroman. 1960-1961)
• (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1974)
• Lat: mager persoon. ‘Vroeger was ik nog veel dunner. Toen kreeg ik altijd de opmerking naar mijn hoofd geslingerd: ‘Hé, magere lat.’ (Marc Hofkamp en Wim Westerman: Aso's, Bigi's, Crimi's. Jongerentaalwoordenboek, 1989)
• Deze foto laat echte vrouwen zien die realistisch zijn en niet die uitgemergelde latten. (Yasmine Schillebeeckx: Echte vrouwen bestaan niet. 2016)

5) (2010) (steeds meerv.) (straattaal) vingers.

• Nee mongool. Jij hebt dat ding in je latten dus hoe kan ik dan luisteren. (Patricia Vlasman: In alles eenzaam. 2010)