(Helianthus L.), plantengeslacht uit de familie der Composieten met 55 soorten in Amerika, 1-jarige of overblijvende kruiden met meest tegenovergestelde bladen en grote hoofdjes met een onregelmatig dakpansgewijs omwindsel, een platte of gewelfde bloembodem met langwerpige spitse stroschubben, 1 rij gele geslachtloze lintbloemen om een schijf 2-slachtige buisbloemen en zijdelings samengedrukte of min of meer vierkante vruchtjes met een pappus uit 2 (-4) schubjes.
Verscheidene soorten behoren tot de sierplanten: H. annuus L., i-jarig, met een weinig vertakte, tot 2,30 m hoge stengel met gesteelde hartvormige gezaagde bladen en zeer grote knikkende hoofdjes met een bruine schijf, in enige variëteiten gekweekt, ook om de olie uit de zaden en als vogelvoer; H. debilis Nutt. (syn. cucumerifolius T. et G.), met sterk vertakte slappe stengels en brede langgesteelde verspreide bladen; H. decapetalus L., met een tot 3,30 m hoge kale stengel, tegenovergestelde gesteelde eivormige bladen en hoofdjes met 10 lintbloemen en een geex hart; H. laetiflorus Pers., met een tot 2,30 m hoge ruwe stengel, ei-lancetvormige gezaagde, hoger aan de stengel verspreide bladen en 15-16 lintbloemen om een zwartpurperen schijf; H. rigidus Desf., met tegenoverstaande kortgesteelde bijna gaafrandige zeer ruwe bladen en een bruine bloemschijf; enz. Alle zonnebloemen vragen een voedzame grond en veel zon en moeten in April worden gezaaid (z ook aardpeer).