is een verzet door een procespartij tegen iemands optreden in een zekere hoedanigheid in het geding. Voor 1923 kende de wet wraking van getuigen; de wet van 22 Juni van dat jaar (Stbl. 280) schafte haar af.
Thans kent de wet nog wraking van rechters, wier onpartijdigheid zou kunnen worden betwijfeld (artt. 29-42 W.v.B. Rv.; artt. 516-524 Sv.). Scheidslieden kunnen als regel niet gewraakt worden, tenzij om redenen, na de benoeming opgekomen (art. 626 W.v.B.Rv.).Lit.: Van Boneval Faure, Het Ned. burg. procesrecht III, 3de dr., blz. 253-281; Van Rossem, Burg. rechtsvordering I, 3de dr., blz. 69-83; Van Rossem-Cleveringa, t.a.p., II, 3dedr. blz. 328-333.